Tag archieven: wetenschap

De ondraaglijke zwaarte van zwangerschap

zwangerHet kan behoorlijk zwaar zijn zwanger te zijn. Mannen hebben daar wel het meeste last van. Pardon? Het meeste last? Jawel, omdat ze niet weten wat het is om zwanger te zijn. En dat zit veel mensen flink dwars.

Zo werd er in de hoogtijdagen van het feminisme gepleit voor meer medelevendheid van aanstaande vaders. Het resulteerde in cursussen waar mannen meededen aan de zwangerschapsgymnastiek en leerden meepuffen. Sommige mannen sloten zich aan bij praatgroepen waar ze elkanders ervaringen aangaande de zwangerschap van hun vrouwen uitwisselden.
Maar dat was voor de man niet genoeg. De meelevendheid kende geen grenzen. Van verbale interesse (en voel je ‘m al schoppen?), gingen mannen over tot handtastelijkheden (ach, laat me nog een keer voelen of-ie schopt) en dat kan zeker in de allerlaatste weken net iets teveel zijn voor de zwangere vrouw.

En dan zijn er ook nog de mannen die stinkend jaloers zijn op de ongelijke verdeling der natuur. Ze zouden wat graag zelf eens zwanger willen zijn. De enige man waarvan bekend is dat-ie zelfs twee kinderen heeft gebaard, blijkt een ex-vrouw te zijn. Alle andere zwangere mannen waren vergissingen van urinetesten of andere medische missers.
Japanse wetenschappers waren echter zo zwanger van de gedachte, dat ze met een kunstmatige oplossing zijn gekomen: de zwangerschapsbuidel. Zo kun je het pak wel noemen dat ze ontworpen hebben. Een omhulsel dat het verloop van een zwangerschap simuleert. Van de groei van het embryo, tot aan het trappelen van de foetus toe. Zo zouden mannen meer begrip kunnen krijgen voor de lichamelijke ongemakken, waar hun vrouw zo onder zucht.

Wat je niet hebt, kun je (na)maken. Een deel der Japanse wetenschap lijkt wel geobsedeerd door de mogelijkheden van robotica. Misschien is het verstandig dat al die energie eens wordt gestoken in pakken die stroom opwekken? Er zijn al schoenen en rugzakken die een beetje energie kunnen leveren. Te weinig om er een huis mee te verlichten, maar als ook de kleding stroom levert en men wet het rendement te vergroten en handig op te slaan, scheelt dat misschien ooit een kerncentrale.
Maar goed, gezien de vervelende ervaringen kan ik me voorstellen dat de Japanners het leuker vinden een zwangerschapspak te ontwikkelen.

Laat je levenslengte meten?

Telomeer Aan de enige zekerheid in het leven hebben sommige mensen niet genoeg. Dood gaan we allemaal. Vooral voor degenen die zwaar hechten aan een unieke, eigen identiteit, moet dat een gruwel zijn. Wat nou ‘allemaal’? Wanneer ga ‘ik’ dood, willen ze weten.

Dat kan voor 500 euro. Een tot in de puntjes uitgevoerde DNA-test kan uitwijzen hoe oud je zal worden. Aan de uiteinden van chromosomen zit
telomeer. Dat is enkelstrengs DNA en de theorie luidt dat cellen met korte telomeren zich minder vaak kunnen delen. De lengte van telomeren kan een aanwijzing zijn voor de lengte van de rest van je leven. De test die dat duidelijk kan maken willen Spaanse wetenschappers op de markt gooien.

Science fiction fanaten zullen ongetwijfeld hun hoop vestigen op een vorm van DNA-manipulatie die Peter Gross van de Vrije Universiteit beheerst: het
uit elkaar trekken van DNA-strengen. De techniek is nog niet perfect, want hoe langer je aan een streng trekt, hoe groter de kans dat die uit elkaar valt. Maar goed, wie weet kan er in de toekomst een beetje aan de telomeer getrokken worden en is de levensverwachting weer wat opgerekt.

Ondertussen is er wat getouwtrek om de ideeën van de Spaanse wetenschappers. Andere deskundigen stellen dat niet alleen telomeer, maar ook sociale factoren een rol spelen bij de lengte van een leven. Hoogopgeleiden leven gemiddeld wat langer dan laagopgeleiden en in beide groepen komen chromosomen met korte en lange telomeren voor. Er zouden dus niet-fysische factoren zijn, waarmee je je levensverwachting kunt manipuleren.

Dat is nou weer jammer. Ik durf te wedden dat mijn telomeren prima op lengte zijn, maar bij het gemis van een universitaire graad, moet ik dus niet op een lang leven rekenen. Nou heb ik de doelstelling 105 te worden. Misschien moet ik maar rap een studie oppakken.

De onderbuik regeert de hersenen.

Onderbuik Het onderbuikgevoel staat bekend als zwartgallig sentiment. Mensen die de onderbuik laten spreken, worden ervan beschuldigd niet zinnig na te denken. Ze zouden zich door negatieve emoties laten leiden en aan rationele feiten lak hebben. Onderbuiksprekers zijn bange mensen. Voor dat laatste lijkt nu wetenschappelijk bewijs gevonden te zijn.

Wetenschappers uit Zweden en Singapore hebben ontdekt dat als de
darmflora verandert, het gedrag ook verandert. Het werpt nieuw licht op de invloed van de bacteriën, die in onze onderbuik huishouden.
Het is al langer bekend dat de darmbacteriën een rol spelen auto-immuun ziektes, bij autisme en bij stress en angstsymptonen. Dat wil zeggen: onderzoek toonde aan dat bij deze kwalen specifieke bacteriën aanwezig bleken in het darmstelsel.
Het nieuwe onderzoek richtte zich op de invloed van de bacteriën op de ontwikkeling van de hersenen en het leverde opmerkelijke resultaten.

De wetenschappers kweekten muizen met bacterievrije darmen en vergeleken hun gedrag en hersenontwikkeling, met die van gewone muizen. En wat bleek? De muizen met een “lege” onderbuik waren actiever en bovendien beduidend minder gevoelig voor angst dan hun gewone soortgenoten.
Het is dat we niet zonder darmbacteriën kunnen, maar je zou zeggen: weg met die troep. Zonder al dat leven in de onderbuik, zouden we een stuk gelukkiger kunnen worden.

Nou niet meteen je darmen spoelen, want darmbacteriën lijken alleen in je allerjongste jaren invloed te hebben op de ontwikkeling van je hersenen. De wetenschappers waren nieuwsgierig of een volwassen, bacterievrije muis veranderingen zou tonen, nadat ze wat bacteriën in de darmen van het diertje aanbrachten. Resultaat? Geen noemenswaardige veranderingen in het gedrag. Maar deden ze dat bij erg jonge bacterievrije muizen, dan veranderde hun actieve en angstvrije gedrag wel.
Die eerste levensjaren zijn dus misschien nog crucialer, dan sommige ontwikkelingspsychologen stellen.

Een levendige onderbuik hebben we allemaal. Het zou pure discriminatie zijn alleen de darmflora uit chagrijnige angsthazen te zetten. De ontdekking van de wetenschappers zal hopelijk positieve gevolgen hebben voor de aanpak van serieuze ziektes. Het maatschappelijk onderbuikgevoel zullen we toch echt op een andere manier moeten aanpakken.

Dit artikel kwam tot stand na lezing van
dit artikel op Noorderlicht. Een beschrijving van het onderzoek is te lezen op scientificamerican.com (engelstalig).

Je hersens, je gereedschap.

Braintools Gebruik je hersens toch eens, riepen mijn ouders menigmaal, als ik weer een stommiteit had uitgehaald of faalde op school. We hebben het er eigenlijk nooit over gehad, of zij dachten dat ik dan wel iets anders dan mijn hersens gebruikte. De vertwijfelde uitroep betekende in ieder geval, dat mijn ouders er van overtuigd waren dat je met je hersens iets kon doen. De gereedschapskist, die je op je levenspad altijd bij de hand moet hebben.

Nu, jaren later, moet ik zeggen: ik heb veel aan mijn hersens gehad. Kopzorgen, hoofdpijn, kronkels, om maar wat te noemen. Ik heb er mee leren lezen en schrijven en kan nu redelijk vlot een sudoku oplossen. En dat is het dan wel zo’n beetje. Meer kunnen mijn hersens niet aan. Ach, ik formuleer af en toe een antwoord op de grote vragen ‘waarom’ en ’waartoe’, maar ik ben er al aan gewend dat er steevast wordt gereageerd met een ‘jij hebt er niets van begrepen’.

Er verandert dus wel iets. Nooit meer hoor ik dat vermanende ‘gebruik je hersens toch eens’. Een hele vooruitgang, maar van zeer beperkte aard. Ik gebruik ze en toch begrijp ik er blijkbaar niets van.
Dat gaat dit jaar veranderen. Op Edge, the world question centre, buigen wetenschappers, filosofen, kunstenaars, schrijvers, zich elk jaar over een grote vraag. Het bedoeling is dat grote geesten in korte essays antwoord geven op allerlei vragen, in de verwachting dat het tot inzichten leidt, waar we mee vooruit kunnen.
Dit jaar is die vraag: welk wetenschappelijk concept zal ieders cognitieve gereedschapskist verbeteren?

Het grappige is, vind ik, dat de meeste antwoorden neer komen op: we moeten anders denken. Anders naar de wereld kijken, andere (voor)oordelen als uitgangspunt nemen, anders definiëren, anders formuleren. Er komt heel wat ‘anders’ voorbij, maar weinig gereedschap om tot dat ‘anders’ te komen.
Niet dat het daardoor oninteressant wordt op de Edge. Eentje die mij wel aanspreekt is het essay van Douglas Rushkoff. Hij sluit aan bij mijn idee van ‘het menselijk tekort’. Wat we ook denken en doen, het levert veel goeds op en er gaat altijd iets fout. Daar houden we veel te weinig rekening mee. Met als gevolg dat we de onverwachte fout willen repareren en zo vermogens kwijt zijn onze maakbaarheid te perfectioneren. We zouden altijd er vanuit moeten gaan dat we onbedoelde fouten maken.

Douglas Rushkoff zegt iets dergelijks
over technologie. Elke technologie heeft een afwijking. Het veroorzaakt ook zaken die we eigenlijk niet willen. Fraai hedendaags voorbeeld: de iPad. Bedoeld om allerlei media bij te kopen, in plaats van ze zelf te produceren. Als we met de iPad vooral bezig zijn het ding op te tuigen met wat de fabriek er aan toevoegingen bij biedt, zijn we minder bezig met onze eigen creativiteit.
Als we ons niet bewust zijn van de afwijkingen die ons de verkeerde kant opsturen, is technologie eerder een last dan een lust, stelt Rushkoff.

Nu is bewustzijn een stukje gereedschap in de hersenen, die verre van volmaakt is. Dus niet alleen bij technologie, ook bij ons bewustzijn moeten we er vanuit gaan dat het ons vies in de luren kan leggen.

Expert tussen de oren.

Hersenen Experts herkennen we zo. De echte ervaren vaklui. Hoe wordt je een expert? Urenlang oefenen. Er zijn ongeveer tienduizend uren nodig, om een expert te worden.

Dat zinnetje trof me, bij het lezen van een artikel over het meten van de hersenactiviteit van echte experts. Op Noorderlicht wordt uit de doeken gedaan dat experts niet over een magisch talent beschikken, maar door oefening en ervaring razendsnel volgende stappen kunnen bedenken (meer over het
kennersbrein op Noorderlicht).

Even terug naar die tienduizend uren oefenen. Stel je hebt een baantje van 32 uur per week. Met aftrek van vakantiedagen en gemiddeld ziekteverzuim oefen je dus je vak uit in iets meer dan 1429 uren per jaar. Dan mag je je na bijna 7 jaren een expert noemen.

Ik moet dus nog twee jaar dit blog voltikken en dan ben ik een blogexpert. Morgen zal ik deze berekening ook mijn baas eens voorhouden. Na elf jaar werken mag ik toch meer expert genoemd worden, dan mijn baas, die er nog maar net zit. Ik laat mijn hersens even scannen om met onweerlegbaar bewijs te komen, want de baas gelooft mij niet op mijn ervaren woorden.

Zijn er nog meer experts in de zaal?

Datamining: verborgen schatten en valkuilen.

Datamining Zoekt en gij zult vinden. Het credo van datamining, het engelse woord voor spitten. Spitten in gegevens en gebeurtenissen. Met als doel er nuttige conclusies uit te trekken. Schatgraven in grote hoeveelheden informatie. Het geeft inzicht in wat er gebeurt. Het kan helpen antwoorden te geven op vragen als: waarom gebeurt iets of wat is er nodig om gebeurtenissen een andere wending te geven. Is datamining het ultieme hulpmiddel voor de maakbaarheid van de wereld?

Tussen 2002 en 2005 zond de NCRV de Amerikaanse
politieserie The District uit. Daarin stuurde hoofdcommissaris Jack Mannion zijn mensen aan met nieuwlichterij: CompStat. Een computerprogramma dat de criminaliteit in Washington in beeld bracht en waarmee Jack Mannion precies wist waar hij zijn korps op af moest sturen. Datamining om criminaliteit aan te pakken.

Het is 2010. Wikileaks stort een immense hoeveelheid data de wereld in: cablegate. Berichten die Amerikaanse diplomatieke diensten opstelden en waar heel de wereld nu in kan graven om daar conclusies uit te trekken. De Amerikaanse overheid had
de conclusie al klaar: die informatie brengt levens in gevaar. Anderen menen dat met de openbaarheid van deze informatie de ware aard van de Amerikaanse diplomatie geduid kan worden.

Nu het met zoekmachines betrekkelijk snel en eenvoudig informatie vergaren is en met uitgekiende software het even betrekkelijk eenvoudig wordt verbanden te leggen, wordt datamining steeds meer een instrument om beleid te ontwikkelen. Stop de data in
een beslissingsboom en de computer schotelt je een aantal oplossingen voor. Hou het gedrag van winkelend publiek bij en een supermarkt weet hoeveel bier het op vrijdag in voorraad moet hebben. Of bekijk de ongevallenstatistieken in de winter en je weet hoe druk het op de spoedhulp gaat worden en welke letsels het meest behandeld zullen worden.

Dat is allemaal heel praktisch en tamelijk onschuldig. De hoeveelheid data is echter zo groot dat het nog een hele kunst is ze ook goed te interpreteren en te gebruiken. Niet alleen moeten de data zelf juist en volledig zijn, de vraag is ook of die interpretaties en dat gebruik net zo neutraal zijn als de koele cijfers op zich. En zelfs als dat allemaal in orde is, wat doe je er dan mee?
Op mijn werk sla ik de manager om zijn oren met groeiende bezoekersaantallen, data over de hoeveelheid en aard van incidenten. Met als doel een kwantitatieve en kwalitatieve bezetting van het personeel te eisen, om de veiligheid van collega’s en cliënten te waarborgen. De manager slaat terug met onderzoekscijfers die aantonen dat veiligheid in veel gevallen vooral een gevoel is en niet op werkelijke onveiligheid berust. Datamining als strategisch middel. Resultaat? Er verandert niets aan de personele bezetting. Of jawel, er wordt bezuinigd op personeel.

In de discussie over het klimaat gaat het er nog bonter aan toe. Data vliegen over en weer om aan te tonen dat de menselijke factor wel of niet relevant is voor de klimaatverandering. Hier moet dus eerst de opinie over de relevantie van data worden uitgevochten. Wie zich het rapport van de
Club van Rome herinnert, weet dat de wereldwijde schok die deze gegevens veroorzaakte wel tot enig besef leidde over een ander rentmeesterschap over de aarde, maar dat we nu nog ver verwijderd zijn van definitief afdoende oplossingen.

Zolang de valkuilen van schatgraverij niet zijn gedicht, mogen we van datamining geen wonderen verwachten. Valkuilen als onvolledige data en software die verbeterd moet worden, zijn wellicht te vermijden door voortschrijdend inzicht en technologie. Maar hoe dicht je de valkuil van de menselijke factor? De factor die zo zijn eigen doelen kent. Die met zijn eigen opvattingen de interpretaties stuurt?

Naast de hoop data, is er nog altijd ook de hoop van de menselijke factor. De hoop dat we uiteindelijk beter van onze eigen data leren. Die hoop moet de
collega’s van Sargasso hebben gedreven om tot het Dutch Open Data Lab te komen. Met zijn allen aan de slag met alle beschikbare data. Alleen al een mooi initiatief om dat je zo de beschikking kan krijgen over middelen om bijvoorbeeld “op humoristische wijze een punt te maken”, schrijft Sargasso.

In de maakbaarheid der dingen, hebben overheden, managers, marketingstrategen en “gewone mensen” één ding met elkaar gemeen: allemaal knutselaars. Knutselen met data om je punt te maken. Eens kijken wie er wint?

Zingend DNA

Zingend DNA Als je je stem verheft, dan breng je jouw DNA tot klinken. De karakteristieken van je stemgeluid liggen grotendeels vast in je erfelijk materiaal. Je longen, strottenhoofd en mondholte vervolmaken je klankkleur. Sommige stemafwijkingen hebben ook hun oorsprong in je DNA.

Maar hoe klinkt dat DNA zelf? Het New London Chamber Choir liet een paar dagen geleden hun eigen DNA horen. Componist Michael Zev Gordon had de DNA-sequenties van ieder individueel koorlid als basismateriaal genomen.
De BBC heeft een opname van een repetitie on-line gezet, hier te beluisteren. De componist legt in The Guardian uit hoe hij tot het eindresultaat is gekomen.

Het resultaat is een esoterisch koorwerk. Sterk schatplichtig aan het 40-stemmig motet Spem in Alium van Thomas Tallis (
hier uitgevoerd door de 6 King’s Singers). Logisch. De componist vertelt zelf dat hij een manier moest vinden om van de vier basisgenomen een klinkend geheel te maken. Dan ga je genetisch manipuleren.

Uiteindelijk is het DNA van de componist doorslaggevend voor het eindresultaat. Nu op zoek naar een wetenschapper die een dna-string zelf aan het zingen krijgt.

Wetenschappers onderzoeken eigen code

Wetenschappers onderzoeken eigen codeIn een tijd waarin het maatschappelijk vertrouwen in de wetenschap steeds belangrijker wordt, is het van wezenlijk belang dat het wetenschappelijk onderzoek zelf beantwoordt aan de hoogste ethische normen“.
(Quote uit persbericht NWO, betreffende themabijeenkomst over wetenschappelijke integriteit).

Toeval of niet, net op het moment dat
wetenschappers boos zijn op minister Cramer, die foutloze wetenschap eist, omdat zij vindt dat haar integriteit geschonden is door wat rekenfoutjes in het IPCC klimaatrapport, is de KNAW (Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschap) druk doende een themabijeenkomst voor te bereiden die 8 maart gehouden zal worden.

Nederland lijkt met een wetenschappelijke gedragscode (VSNU), het Landelijk Orgaan voor Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) en de gedragscode belangenverstrengeling van NWO de zaak goed op orde te hebben“, zo stelt de KNAW.
In 2001 hadden KNAW, NWO en VSNU al nagedacht over hoe wetenschappelijk wangedrag zoals plagiaat, het vervalsen of onvolledig weergeven van onderzoeksresultaten, kan worden voorkomen.

De bijeenkomst in maart kan ‘foutloze wetenschap’ aan de agenda toevoegen. Onvolledig weergeven van onderzoeksresultaten kan al tot heel vervelende maatschappelijke discussies leiden. Maar dan hebben we het misschien over doelbewuste manipulatie van de gegevens. De vraag is of het maken van onbedoelde fouten ook onder onjuist ethisch handelen valt. Minister Cramer vindt van wel.

Nu zal de reputatie van elke wetenschapper er niet beter op worden als er fouten worden gemaakt. Dus je mag aannemen dat een wetenschapper een rapport wel vier keer tegen het licht houdt, alvorens er mee naar buiten te komen.
Dat wordt lastiger als de druk wordt opgevoerd, omdat politici snel resultaten willen hebben, omdat het maatschappelijk vertrouwen in hen op het spel staat. Misschien is het aardig als de wetenschappers in maart elkaar ook voorhouden niet te zwichten voor tijdsdruk. Gedegen onderzoek kost tijd en kan zelfs jaren duren. Kwestie van beroepsintegriteit om voor degelijkheid te gaan en niet voor de waan van de dag.

Scheppen en knutselen.

Scheppen en knutselen Aanstaande dinsdag, 10 november houdt de Unesco weer de World Science Day for Peace and Development. Ofwel: een dag om te laten zien wat wetenschap bijdraagt aan een vreedzame en duurzame wereld (lees hier meer).
Dit jaar in het teken van de astronomie. Heel goed, je moet verder kijken dan je neus lang is. Of het wat oplevert? Ach, Jules Deelder dichtte al: het heelal, hoe verder men keek, hoe groter het leek.

Er zijn fraaie lijstjes van wat wetenschap ons aan moois heeft gebracht. De populaire overzichten halen wetenschap en knutselarij vaak door elkaar. Toevallig gevonden uitvindingen en diep doorwrochte vondsten, van de uitvinding van het vuur tot Einsteins’s relativiteitstheorie. Van de Romeinse waterwerken tot de waterkoker. Van Archimedes’ badkuip tot Niels Bohr’s atoommodel.

Het is prachtig om de
zeventig belangrijkste uitvindingen uit de oudheid eens op een rij te zien. Brian Fagan verzamelde ze en dat het vuur de Romeinse badhuizen mogelijk maakte, dat er onder stenen gereedschap ook al een naald met oog met viel, het laat zien dat één ontdekking grote gevolgen kan hebben.
Eigenlijk is het niet meer dan onderzoeken wat we met water, vuur en aarde kunnen. Geen idee wat de Romeinen zelf vonden van hun watersystemen en badhuizen, maar de moderne mens vindt nu de wc wel de belangrijkste uitvinding der mensheid. Het oeroude kleitablet is dik vergeten en nu staat de computer glansrijk tweede op de lijst van belangrijke uitvindingen (zie Trouw over een onderzoekje van BBC Focus magazine, uit 1997).

Hebben we dat aan wetenschappers, scheppers of knutselaars te danken? De uitvinder van boiler zou zonder Isaac Newton misschien nooit tot zo’n apparaat zijn gekomen. De techneuten die de kerncentrale bedachten, zouden zonder Niels Bohr nooit zover zijn gekomen. John Simmons kwam in 1997 met een
top 100 van wetenschappers, waar Newton, Einstein en Bohr de top drie vormen. De oude Griek Archimedes sluit de rij op de laatste plaats. Maar zouden we zonder zijn “eureka!” mammoettankers hebben gehad?

Uiteindelijk gaat het om de praktische toepassing van wetenschappelijke theorie. Klopt die theorie niet, of is de theorie te beperkt, dan krijg je falende toepassingen. De ontwikkeling van vuur naar Romeinse badhuizen en de hedendaagse centrale verwarming, heeft zich zonder de theoretische modellen van fysici nooit kunnen voltrekken. Het heeft comfort opgeleverd, maar ook de moderne ongemakken op gebied van milieu, waterbeheersing en klimaatperikelen.
De pijl en boog heeft zich ontwikkeld tot geavanceerde, computergestuurde raketten. De oorlogen zijn er niet minder mee geworden, noch doeltreffender. Mijns inziens allemaal het gevolg van teveel geknutsel met wetenschappelijke vondsten.

Rechtvaardigt die conclusie de keuze van de Unesco onze aandacht dit jaar maar eens op de sterren te focussen? In het aardse hebben we het niet gevonden, dus dan maar de lucht in?
Je weet maar nooit. In ieder geval is tot wetenschappers al lang doorgedrongen dat grensoverschrijdende wetenschap nodig is om een duurzame wereld in vrede te bereiken. Wetenschappers moeten ook buiten hun vakspecifieke kaders kunnen treden en samenwerken.

De nieuwe Archimedesen wentelen zich niet langer alleen in het water van hun eigen badkuip. Zal dat dè duurzaamste en meest pacificerende ontdekking aller tijden opleveren?
Dat zal afhangen van de vragen die tot nieuwe exploratie leiden. Je kunt concluderen dat de ontdekking van het vuur tot veel goeds en zeker tot veel kwaads heeft geleid. Dan zou een belangrijke vraag kunnen zijn: kunnen we zonder vuur?

Twee vragen tot slot.
Moeten de knutselaars zorgvuldiger omgaan met de wetenschappelijke theorieën? En: welke belangrijke vragen moet de wetenschap als uitgangspunt nemen voor de toekomst?

Jonge onderzoekers krijgen 36 miljoen euro

Jonge onderzoekers krijgen 36 miljoen euro Tegen een uurloon ter grootte van de gemiddelde voorrijkosten van een servicemonteur, kunnen jonge, pas afgestudeerde onderzoekers drie jaar verder met hun onderzoeken.
De NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) heeft uit 809 aanvragen 143 jonge wetenschappers geselecteerd, die elk 250 duizend euro krijgen. Volgens de NWO gaat het om jonge onderzoekers die “een opvallend talent hebben voor het doen van wetenschappelijk onderzoek“.

De aanvragers mochten hun onderzoeksvoorstel voorzien van een alinea waarin ze een eventuele benutting van hun onderzoeksresultaten konden uitleggen. Die toevoeging zou alleen in de beoordeling meegenomen worden, als dat het voorstel positief zou beïnvloeden. Van de 809 aanvragers hebben 700 die mogelijkheid aan gegrepen. Bij slechts 37 van de 147 toekenningen bleek de alinea van positieve waarde te zijn.

De manier van kiezen is aan de jury. Je kunt je afvragen waarom het niet verplicht is gesteld de benutting van de onderzoeksresultaten te motiveren. Wetenschappelijk onderzoek moet natuurlijk op de een of andere manier van waarde zijn voor de samenleving. Zo niet, dan is het aardig hobbyisme. Zo heb ik ooit, met de op een verjaardag verkregen chemiedoos, de meest fantastische experimenten gedaan. Maar het spreekt vanzelf dat alleen de verzekering er aan te pas kwam toen er het een en ander moest worden uitbetaald. Hetgeen tot opluchting van mijn ouders ver onder de 250 duizend euro bleef.

Gelukkig gaat het bij de NWO om serieus onderzoek. De NWO publiceert op de website een overzicht van de toegekende onderzoeken. Of die allemaal de 250 duizend euro waard zijn, omdat ze ons van nut kunnen zijn, valt hier en daar te betwijfelen. Soms omdat sommige onderwerpen al flink onderzocht worden, soms omdat het onderwerp nauwelijks enige maatschappelijke relevantie lijkt te hebben. Maakt niet uit, want het gaat erom dat van de geselecteerde jonge onderzoekers wordt verwacht dat ze met “
hun opvallende en originele talent” misschien tot onverwacht mooie en betekenisvolle resultaten komen.

Een aantal onderzoeken spraken tot mijn onwetenschappelijke verbeelding. Ik licht er een paar uit, omdat ze me op de eerste plaats “leuk” lijken. En ook een vaag idee heb dat we er op zijn minst stof tot verder nadenken mee kunnen krijgen.

Bijvoorbeeld het onderzoek van Dr. Bas van Leeuwen: Menselijk kapitaal in Europa. Uitgangspunt is dat algemeen wordt aangenomen dat onderwijs van belang is voor economische groei. De onderzoeker stelt dat stimulering van het onderwijs tijdens het socialisme niet tot hogere groei leidde. Daar wil-ie meer van weten.
Nu kan ik meteen wat mogelijke factoren bedenken, waarom onder het socialisme de economie niet groeide en die niet met onderwijs te maken hebben. Ik zou eerder focussen op dat menselijk kapitaal. Tegenwoordig zo fraai benoemt als human resource. Zoals met alle grondstoffelijkheden, hangen de resultaten sterk af van hoe je ermee omspringt. Human resource kun je ook uitputten, met alle vervelende gevolgen vandien. En vergelijkend onderzoek tussen socialisme en kapitalisme lijkt me leuker.

Nog eentje: Een positief gevecht tegen onrecht van dr. Martijn van Zomeren. De aanname hier is dat van collectieve acties tegen onrecht wordt gedacht dat die door de onderbuik worden gemotiveerd. Van Zomeren gaat uitzoeken of positieve emoties niet veel belangrijker zijn, “omdat ze hoop, optimisme en weerbaarheid opbouwen”.
Kijk, dat spreekt een ouwe hippie natuurlijk aan. Dat gechagrijn tegenwoordig van tegenbewegingen als de PVV en TON heb ik niks mee. Mede omdat uit die hoek nog wel eens wordt beweerd dat het positivisme uit de jaren 60 en 70 dit land heeft verziekt. Ik mag hopen dat Van Zomeren nu eens en voor altijd het tegendeel zal bewijzen.

Kijk eens in de NWO-overzichten (
alhier en aldaar) of er iets tussen zit wat jou tot de verbeelding spreekt.