Categoriearchief: Maakbaarheid

Verdeel en heers

KantorenHet kabinet wil één miljoen vierkante meter kantoorruimte ontruimen. Niet meer nodig, omdat er minder ambtenaren zullen zijn. De kantoorruimte die behouden blijft, wordt geconcentreerd in twaalf plaatsen. Met de ouderwetse ‘spreiding van rijksdiensten’ nog een beetje in het hoofd,  worden de ambtenaren te werk gesteld in ‘concentratielocaties’ van noord tot zuid, van west tot oost. Alleen Drenthe. Flevoland en Zeeland zullen het zonder ambtenarenwerkgelegenheid moeten doen.

Volgens het persbericht uit de ministerraad heeft het Rijk 11% van alle kantoorruimte in gebruik. In het kader van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst moet er flink worden gesnoeid in de 1800 kantoorlocaties, die nu in 130 plaatsen te vinden zijn.
De Randstad houdt de meeste concentratiesteden: Amsterdam, Rotterdam Den Haag en Utrecht. In het noorden mogen Groningen, Leeuwarden en Zwolle meedoen. In het uiterste zuiden worden Maastricht en Heerlen als één concentratielocatie geteld. Brabant zal sterk vertegenwoordigd zijn met Den Bosch, Breda en Eindhoven. In het oosten denkt het kabinet aan Arnhem genoeg te hebben.
Niets dus in Assen, Lelystad. Middelburg of Nijmegen.

Ooit was de tewerkstelling van rijksambtenaren onderdeel van sociaal-economisch beleid. De gedachte was de dichtgroeiende Randstad te ontlasten en de gebieden elders in het land te steunen in hun economische ontwikkeling. Na adviezen uit 1961 van de Commissie Spreiding Rijksinstellingen, onder voorzitterschap van de oude Drees, werden een aantal rijksdiensten verplaatst naar Apeldoorn, Groningen, Zwolle, Enschede, Heerlen.
In 1972 verscheen de nota “De ontwikkeling van de Haagse agglomeratie en de afremming van de groei van de kantorensector” en moesten bepaalde Haagse diensten verhuizen naar het noorden en Zuid-Limburg. Het mocht wat kosten, want de winst zou in de economische bloei van de regio’s zitten.

In die tijd werd er nog rekening gehouden met groei van het ambtenarenapparaat en werd er ook besloten nieuwe diensten vooral buiten de Randstad te vestigen (een stukje geschiedenis in dit rapport uit 1980, pdf). Het was een soms zo pijnlijke geschiedenis dat de Rijks Psychologische Dienst onderzoek deed naar “de sociaal-psychologische gevolgen voor de meeverhuisde ambtenaar en zijn of haar gezin”. Emotionele taferelen speelden zich af rond de verhuizing van de PTT en diverse diensten van de ministeries van Landbouw en Onderwijs.
Onder de kabinetten Balkenende werd de groei van het ambtenarenapparaat taboe verklaard. Voor de vestiging van rijksdiensten ligt de primaire focus niet langer op ontlasting van de Randstad en ondersteuning van regionale economie. Kostenbesparing, afslanking en efficiency zijn de sleutelwoorden. Een moderniteit als “het nieuwe werken” wordt een van de middelen om gebouwen efficiënter te gebruiken.  Calculaties met reistijden en eventuele verhuiskosten zijn doorslaggevend in de bepaling van locaties.

Een mooi voorbeeld daarvan zien we in de brief aan de Tweede Kamer (pdf) van de vorige minister van Landbouw, Gerda Verburg (februari, 2009). Drie diensten, gehuisvest in 53 locaties,  worden samengevoegd tot één nieuwe VWA (Voedsel en Waren Autoriteit), die nog maar 20 locaties ter beschikking krijgt. Den Haag, Groningen, Weert en Zutphen verliezen locaties aan Utrecht, Zwolle, Eindhoven, Wageningen. De sociale consequenties voor de medewerkers worden berekend in het aantal verhuisbewegingen en als dat gunstig uitvalt voor werkgever (minder uit te betalen compensaties) is de keuze snel gemaakt. Voor medewerkers wiens verhuizing al te problematisch is, staat het “sociaal flankerend beleid van het Rijk” ter beschikking.

De nieuwe keuzes leiden alleen buiten de Randstad tot onrust. In het vorige kabinet vielen ministers nog over collega Ter Horst, toen ze aankondigde ministeriële gebouwen samen te voegen. Minister Eurlings (Verkeer en Waterstaat) was niet van plan te verkassen en noemde het plan  “haagse spelletjes”. Minister Van Middelkoop (Defensie) wilde zijn kantoor ook niet opgeven. “Defensie zit al eeuwen aan het Plein. Wij hebben daar wortel geschoten”. In mei werd de samenvoeging opnieuw gelanceerd door het kabinet Rutte, deze keer zonder interne onenigheid.
Elders in het land is men minder gerust. Gedeputeerde Staten van Groningen vindt dat Zwolle wordt voorgetrokken : “niks spreiding rijksdiensten maar hopeloze scheefgroei”. De VVD Friesland meende te weten dat er in Zwolle al voorbereidingen werden getroffen gebouwen op voorraad te gaan bouwen, hetgeen door minister Donner werd ontkend, in antwoord op Kamervragen van de PvdA (pdf).

Andere provincies en gemeenten zullen ongetwijfeld reageren als de plannen concreet worden uitgewerkt. Het kabinet wil er tien jaar de tijd voor nemen. Zo zal in ieder geval de onrust worden verspreid.
Een andere vraag is wat het kabinet denkt te doen aan de structurele leegstand van kantoren. Het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) leverde in januari een rapport af en constateerde dat 14% van de kantorenvoorraad leeg staat. Als er niets verandert, zal er structureel 4 miljoen vierkante meter onbenut blijven. De 1 miljoen vierkante meter die het kabinet er aan toe wil voegen, zullen geen stimulans zijn voor kantorenmarkt.

Het is het geld, sufferd!

AntisthenesBloggers tikken niet alleen, ze lezen ook wel eens wat. Zo verdiepte Stroomopwaarts zich in een stukje filosofiegeschiedenis en ontmoette de Griekse cynicus Antisthenes. Die heeft ooit iets gezegd, dat volgens Stroomopwaarts behoorlijk actueel is.

Ik neem het citaat ongevraagd over. Antisthenes legde uit waarom hij een voorstander van wettelijke ordening was: Op de eerste plaats ontstaat er uit wettelijke ordening vertrouwen dat voor de mensheid in haar totaliteit van groot nut is (…). Op grond daarvan is geld een geaccepteerd middel en daarvan is er, zelfs als er maar weinig is, dan voldoende, als het maar circuleert, terwijl geld zonder vertrouwen nooit toereikend is, zelfs niet als er veel van is.

Niet gek dat de collega-blogger er enige actualiteit in ziet. Wie even doordenkt, snapt waarom het consumentenvertrouwen wordt gemeten. Dat daalde deze week dramatisch. In het licht van Prinsjesdag, is dat niet verwonderlijk. Het kabinet is van plan heel wat geld uit circulatie te nemen, door het mensen af te nemen, die het geld graag hadden willen uitgeven aan tamelijk noodzakelijke dingen. Dat levert dan weer salarissen op voor degenen die de noodzakelijk dingen produceren. En zo hebben houden al die mensen ook geld over voor, pakweg, een leuk bankstelletje. Weet u hoeveel mensen leven van hert produceren, vervoeren, verkopen en opknappen van leuke bankstelletjes?

In die circulatie dreigt de klad te komen, kon iedereen met eigen ogen lezen in de uitgelekte Prinsjesdagstukken. En ja, toen stortte het consumentenvertrouwen in. Zeker toen de penningmeester van het kabinet zei dat het misschien nog veel erger gaat worden met de economie.

Geld is slechts een hulpmiddel. Er is genoeg van, zei Antisthenes, als het maar circuleert. Dus waarom zou er bezuinigd moeten worden, omdat een paar bange speculanten de beurzen laten kelderen? Waarom geld weghalen bij consumenten, omdat een paar banken zich verrekend hebben? Welk deel van de economie is eigenlijk het belangrijkst?

Het antwoord van Rutte I: de financiële economie. Rutte heeft ook een paar leuke bankstelletjes op het oog. Bankstelletjes die niet zo heel goed op ons geld hebben gepast. Dat geld, was op een paar bonussen en gouden handdrukken na, ineens verdwenen. Toen hebben Balkenende en Bos gauw wat geld gestort. Anders waren we die bankstelletjes kwijt. Rutte vaart diezelfde koers.
In dat gedeelte van de economie circuleert het geld dus prima. Voor een deel een fictieve economie. De economie van hard werken en het loon uitgeven aan brood en spelen, de echte economie dus, zal het met minder moeten doen.

Nogmaals: geld is een hulpmiddel. Het zou de dagelijkse orde makkelijker moeten maken. Zolang dat zo is, hebben mensen wel vertrouwen. Geld kan het probleem niet zijn, ook als er weinig van is.. Als Rutte zijn klassieken kent, zou hij beter moeten weten. Helaas mikt hij op het verkeerde circulatiecircuit.
Hoewel? Met die Grieken is het niet echt goed gekomen.

CDA streeft naar wetteloosheid

De illusie dat de overheid met wetten in staat is maatschappelijke problemen op te lossen en het samenleven van mensen te regelen, leidt tot veel regels. Regels zijn zeker nodig, maar ze kunnen mensen niet moreel vormen en hun voorkeuren niet sturen. Een citaat uit het rapport De ontregelde samenleving van het wetenschappelijk bureau van het CDA.

Een van de doelen van het huidige kabinet is minder overheidsbemoeienis, minder regelgeving en minder administratieve druk. Het wetenschappelijk bureau van het CDA doet een poging uit te leggen wat er mis is met veel wetten en regels: “De overheid handelt in de praktijk vaak alsof de samenleving maakbaar is. De samenleving is niet maakbaar, maar de overheid handelt alsof dat wel zo is”, is een stelling uit het rapport (pdf).

De klaagzang over de Nederlands bureaucratie zal velen als muziek in de oren klinken. In het rapport staan een aantal praktijkvoorbeelden, die doorgeschoten bureaucratie illustreren. Voor velen herkenbaar. Wie heeft niet het gevoel gehad een formulier teveel in te moeten vullen, of werd bij een vergunningaanvraag geconfronteerd met regels waarvan het bestaan onbekend was? Gekoppeld aan een soms wat al te strikte regelnaleving van een enkele rigide ambtenaar, zijn die voorbeelden smakelijk voer bij menig borrelpraatje.

In 2004 verscheen, op verzoek van kabinet Balkenende, een onderzoeksrapport (Alle regels tellen, pdf) naar de productie van wetten, algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelgevingen. Voor het onderzoek werden wetten en regelgevingen geteld van 1975 tot en met 2003. Conclusie: “Jaarlijks krijgen gemiddeld 86 nieuwe zelfstandige wetten en 128 nieuwe zelfstandige AMvB’s rechtskracht. Het aantal nieuwe zelfstandige ministeriële regelingen dat jaarlijks wordt geproduceerd neemt wel toe. De schommelingen in de regelproductie hangen samen met het kabinetsjaar. Gedurende een kabinetsperiode neemt de wetgevingsproductie geleidelijk toe, om bij het aantreden van een nieuw kabinet weer te dalen”.

Er waren wel een uitzonderingen op deze regel. Het tweede kabinet-Lubbers had een geringere regelproductie dan in de voorafgaande jaren en in het tweede kabinet-Kok lag de wetgevingsproductie weer wat lager. De politieke cyclus geldt niet voor de  ministeriële regelingen omdat deze tot stand komen zonder inmenging van kabinet en Kamer.
Nog een conclusie: “De ministeries van Verkeer en Waterstaat en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit zijn de naar aantal bezien grootste producenten van regelingen. De bulk van de regelingen die deze ministeries produceren bestaan uit ministeriële regelingen. De grootste producent van wetten is het ministerie van Justitie”.

Het wetenschappelijk bureau van het CDA lijkt het jaarlijkse gemiddelde van 86 nieuwe zelfstandige wetten en 128 nieuwe zelfstandige AMvB’s aan de (te) hoge kant te vinden. Voor een deel wijt men dat dus aan het maakbaarheidsstreven van de overheid. Het CDA pleit ervoor niet alles dicht te timmeren. Bijvoorbeeld door niet op elk incident of elke onvolkomenheid in de samenleving te reageren met het wijzigen van wetgeving of nieuwe regeltjes te bedenken. De overheid zou meer vertrouwen in de het oplossend vermogen van de burgers moeten hebben.
De burgers krijgen ook een veeg uit de pan. Ze moeten hun ziel en zaligheid niet in handen van de overheid willen leggen.

We zijn er aan gewend en we klagen er graag over, maar zouden we zonder een overheid kunnen? Als de overheid het probleem is, waarom schaffen we die dan niet af?
Dat is de vraag van vandaag. Schiet er eens op los en ik kom er later op terug.

Geld is het probleem

WC rolHet verhaal gaat dat er van die types zijn die hun kont afvegen met briefjes van honderd. Die types hebben een probleem: hun wc-papier is op. Dat is erg vervelend, maar gelukkig voor hen zijn er de redders in nood.
“De kosten van de crisis zijn door de overheid voorgeschoten en dat gaan we terugdraaien”, sprak Rutte, toen hij aankondigde een graai in onze koopkracht te zullen doen. De premier na hem mag dan kijken of hij ‘dit prachtige geld terug gaat geven aan de hardwerkende burgers’.

De overheid heeft aardig wat voorgeschoten en een groot deel is terugbetaald door ING, SNS Reaal en Aegon. Alleen de ABN Amro heeft een terugbetalingsachterstand. Natuurlijk vreest de bank de deurwaarder, dus treft Gerrit Zalm zijn maatregelen. Hij incasseert 864 miljoen winst over het eerste half jaar en gaat 1500 banen via gedwongen ontslag saneren. De komende jaren schrapt de bank 2350 arbeidsplaatsen.
Rutte legt alvast beslag op onze koopkracht om ook deze kosten van de crisis op te vangen. De daadkracht en samenwerking van overheid en bedrijfsleven loopt in ieder geval een stuk beter dan de economie.

Alle staatssteun ten spijt, lijkt een nieuwe crisis op komst. Het lijkt wel of Marx zijn posthume gelijk krijgt. Populair gezegd: het systeem deugt niet en heeft het verval ingebakken. Wat je ook doet om het te redden, uiteindelijk stort het toch in. Volgens critici zijn de maatregelen om ons uit de crisis te redden, niet meer dan een “verpleeghuisconstructie”. Een pilletje hier, een pleister daar, de patiënt overlijdt toch. Het economisch stelsel zou drastisch op de schop moeten.
Dat is voer voor deskundigen. Ik zeg wel eens: als geld het probleem is, schaf dan het geld af. Waarna de deskundigen de vloer aangeven met deze huis-tuin- en keukenwetenschap. Misschien hoeft het hele stelsel niet vervangen ter worden, maar zijn een paar kleine wijzigingen genoeg om de boel niet te laten ontsporen.

Ik doel dan niet op de reparaties die de overheid uitvoert. Met staatssteun, een gedragscode voor bonusvretende bankiers, de Balkenendenorm voor bobo’s in de non-profit sector, bezuinigingen verkopen als stimuleringsmaatregelen voor de economie, zijn de weeffouten in het systeem nog niet weggewerkt.
Eén van die weeffouten is het geld. Natuurlijk is geld zelf niet het probleem, maar wat mensen ermee doen. Zolang mensen geld verdienen en het weer uitgeven, is er niet zoveel aan de hand. Zodra geld wordt onttrokken aan die circulatie, gaat het mis. Er staat niet voor niets straf op diefstal.

Een kleinewijziging in het stelsel zou kunnen voorkomen dat geld wordt onttrokken aan de samenleving. Dat principe moet ook hard-core kapitalisten aanspreken. Zij klagen immers over het vele geld dat in zaken wordt gestoken waar de maatschappij niets voor terugkrijgt? Kunstsubsidies en uitkeringen zien ze als waardeloze geldsmijterij, in tegenstelling tot staatssteun voor het bedrijfsleven en WW om werktijdverkorting te financieren.

Ter redding van onze prachtige economie twee voorbeeldjes van geldontrekkerij, waar eens een eind aan kan worden gemaakt.
Voorbeeld 1: Geld uitgeven aan gokken. Anders gezegd: geld besteden in de hoop er meer geld voor terug te zien. Zolang het via de Staatsloterij gaat, wordt het geld tenminste nog besteed aan een goed doel. Maar de hele aandelenhandel is een raadsel. Zodra er iets negatiefs in het jaarverslag van een bedrijf staat of er roept iemand ‘crisis!’, ontstaat er paniek en is een aandeel veel minder waard. Iemand die er duizend euro voor heeft betaald, is het grootste deel kwijt. Weg geld.
In plaats van speculeren, zou men het geld ook kunnen besteden aan zaken die we hard nodig hebben. Speculatie zou gelijk gesteld moeten worden aan diefstal.

Tweede voorbeeld: Waarom zou iemand geld mogen besteden aan de aanleg van een zwembad, waar hij vervolgens nauwelijks gebruik van maakt, omdat hij zo hard moet werken? Geld besteden aan zaken, die leuk staan bij je huis, maar amper worden gebruikt, is geld weggooien als water.
Iedereen doet dat wel eens. Elk huis kent prullaria waar niet naar wordt omgekeken. Betaald met ‘doelloos geld’. Geld uitgeven aan luxe zaken waar geen gebruik van wordt gemaakt, zou eveneens tot diefstal van de samenleving gerekend moeten worden. Met dat geld had menig openbaar zwembad geopend kunnen blijven.

Van onderop of van Donner op?

GoereeHet CDA vindt dat herindeling alleen kan als de gemeenten er zelf voor kiezen. Het mag dus niet van bovenaf opgelegd worden. Dat staat in het rijtje standpunten waar het CDA voor staat. Het komt overeen met wat het regeerakkoord over gemeentelijke fusies zegt: Gemeentelijke herindeling komen alleen van onderaf tot stand.
Het VVD-verkiezingsprogramma, onder het kopje ‘kleine overheid’: gemeentelijke herindeling wordt gestimuleerd.

Daar zit dus een meningsverschil met het CDA. Maar het CDA kent eigenheimers. Hoewel heel Goedereede, van burgemeester tot de bevolking, tegen herindeling met Flakkee is, laat minister Donner  de gemeente weten dat “het draagvlak onder de bevolking hoeft niet uniform te zijn” en omdat het vreselijk urgent is gaat de herindeling dus door.
Slikken of stikken. Een motto waar Donner wel ervaring mee heeft. Eerder hield hij er ook zo’n standpunt op na, toen een grote meerderheid van de Nederlandse gemeenten dwars lagen bij het Bestuursakkoord. Nu schoffeert hij de VVD-burgemeester van Goedereede, de complete gemeenteraad (in zetels: SGP 5, Verenigd gemeentebelang 3, CDA 2, VVD 2, PvdA2 en CU 1) en het overgrote deel van de bevolking.

Tijdens de verkiezingen voor de Tweede Kamer verkondigden vooral de christelijke partijen dat gemeentelijke herindelingen alleen ‘van onderop’ tot stand moesten komen. Ook de SGP en de CU huldigden dat standpunt. Geen gedwongen fusies.
In april liet Donner nog weten de opvattingen van een aantal gemeenten te respecteren, die betrokken waren bij controversieel verklaarde herindelingen. Drie voorgenomen fusies werden controversieel verklaard, nadat het kabinet Balkenende was gevallen. Dat betekende dat het demissionaire kabinet er geen definitieve besluiten over mocht nemen. In een brief aan de Tweede Kamer (pdf) deelde Donner mee twee fusies af te blazen, omdat een paar gemeenten (Renswoude, Bergen (L), Mook en Middelaar) tegen waren en één fusie door te laten gaan, maar daar waren alle betrokken gemeenten het wel over eens. Dit besluit was dus geheel conform het principe dat fusies voldoende draagvlak moesten hebben.

In juli kwam het kabinet met het beleidskader gemeentelijke herindelingen (pdf). Dat was nodig omdat de ervaring van de laatste jaren leert dat “gemeentelijke herindeling die niet kan rekenen op steun van de betrokken gemeenten al snel een averechts effect kan hebben”, zo schreef het kabinet in dat beleidskader.
Het beleidskader stelt drie criteria voor gemeentelijke fusies: draagvlak bij de gemeenteraden, de inwoners en de regio; inhoudelijke noodzaak (zoals de mate waarin maatschappelijke opgaven kunnen worden gerealiseerd) en urgentie. Van urgentie kan sprake zijn als een gemeente grote moeite heeft de financiën op orde te krijgen of wegens krimp het hoofd amper boven water kan houden.

Donner vindt dat er in het geval van Goedereede sprake is van een inhoudelijke noodzaak en een urgentie. Als de gemeente niet fuseert kan ze de zware maatschappelijke taken onvoldoende uitvoeren, meent Donner.
Daar denken de Goedereeders anders over. Burgmeester van de Velde-Wilde legt dat uit in een brief aan Donner. De gemeente heeft een goede bestuurskracht en is financieel gezond. Het kan de maatschappelijke taken prima aan. Van urgentie is ook geen sprake omdat er al een uitstekend samenwerkingsverband is, waarin veel is bereikt. “We delen soms werknemers, we zorgen voor vervanging indien nodig, we hebben op veel dossiers al gezamenlijke inkoop, en nog veel meer. De voorziene efficiency is dus al lang ingeboekt en uiteindelijk heeft de provincie dat in hun definitieve ontwerp ook aan u toegegeven”, zo schrijft de burgemeester.

Toevallig reis ik vandaag af naar Goedereede. Mooie gelegenheid om zelf een te kijken wat Donners arrogantie rechtvaardigt om Goedereede anders te behandelen dan Renswoude, Bergen en Mook en Middelaar. Waarom zou het doordrukken van de fusie nu geen averechts effect hebben? In ieder geval lijkt Donner absoluut geen vrees te hebben zijn christelijke broeders in Goedereede van zich te vervreemden.

Buitenhuisje en schuld

BoomhutDe vakantie zit er op. Het is een gewoonte geworden bij thuiskomst even snel het nieuws van de afgelopen weken door te nemen. Waarna een even gewoonlijke reactie opborrelt: een teleurstelling dat er in die weken niets is veranderd in de wereld. Wat kunnen gewoontes toch hardnekkig standhouden in de eigen omgeving.

Twee weken lang geen boodschap gehad aan gewoontes en dan, met enig schuldgevoel, jezelf betrappen op het zo gemakkelijk terugvallen op gewoontes, zodra het eigen huis weer is betreden. Is de eigen omgeving zo dwingend dat slapjanussen als ik, zich laten strikken door de draad van vaste patronen op te pakken?

Als ik het nieuws zo lees, ben ik niet de enige. Hetgeen me op het thema ‘buitenhuisje’ brengt. Het buitenhuisje wordt vooral bezocht om te ontsnappen aan de alledaagse sleur. Dat noemen we dan vakantie. Maar buitenhuizen worden ook wel eens opgezocht om naar oplossingen te zoeken. Het is niet voor niets dat een andere omgeving wordt gezocht om impasses te doorbreken. Impasses in besluitvorming of impasses in denkpatronen.

In ‘Buitenhuisje en politiek’ (2008) werd als voorbeeld de voorbereidingen voor het laatste kabinet Balkenende genoemd. De informateur ging met de kemphanen naar pittoreske oorden en jawel hoor, men werd het met elkaar eens. Het kabinet was goed en wel geïnstalleerd en men verviel in het gewoonlijke gedrag, dat uiteindelijk wel tot de val van dat kabinet moest leiden.

Nu breken wereldleiders zich het hoofd over de schuldencrisis en men lijkt er maar niet uit te kunnen komen. Zou dat kunnen komen omdat men de verkeerde vergaderlocaties kiest?
Als criticus kan ik wel zeggen: ‘de boom in met je schuldencrisis’, maar bij nader inzien is dat misschien wel het beste advies. Zou een avontuurlijk onderkomen als een boomhut, niet alleen een grappige vakantiebestemming zijn, maar ook de wereldleiders er toe kunnen brengen platgetreden paden te verlaten en tot creatievere oplossingen te komen?

Noot: op eerdere vakanties kwam het themaBuitenhuisjehier aan de orde in relatie tot politiek, filosofie en herindeling.

Toezicht: ik stond erbij en ik keek ernaar.

ToezienDe afgelopen dagen leek het wel de week van het toezicht. Toezicht gaat het helemaal worden. Het tovermiddel om vallende banken te voorkomen. Maar er valt zoveel meer om op toe te zien. Een blik op het toezicht van de afgelopen week.

12 juli: De Inspectie voor de Gezondheidszorg verscherpt het toezicht op een thuiszorgorganisatie die te laks is met de medicatieveiligheid. De organisatie was al eerder op de vingers getikt, maar de inspectie constateert nog te weinig verbeteringen. Een voorbeeld van toezicht met maar half resultaat.

13 juli: In Druten krijgen twee vrijwilligers een bekeuringsbevoegdheid. Deze boa’s (bijzondere opsporingsambtenaren) gaan toezicht houden op de uiterwaarden om wildkamperen, illegaal vissen en het storten van afval op te sporen. Toezicht dat geen cent kost en toch geld (boetes) in het laatje brengt?

Diezelfde dag meldt de Arbeidsinspectie dat het toezicht op de examens van kraanmachinisten veel beter moet. De vakvereniging Het Zwarte Corps tilt er zwaar aan en is het met de Arbeidsinspectie eens. Niet dat de kraanmachinisten hun vak niet verstaan, zegt de vakvereniging, de examencommissie moet beter opletten. Ja, je moet het toezicht wel op de juiste plek houden.

14 juli: Naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk is een onderzoek ingesteld naar de veiligheid bij andere bedrijven en twaalf vielen er door de mand. Uiteraard moeten er maatregelen volgen. Eén daarvan, jawel. is beter toezicht. Kwaliteitscriteria waaraan inspecteurs moeten voldoen worden in de wet vastgelegd en er moet elk jaar gerapporteerd worden over de naleving en handhaving bij alle grote risicovolle bedrijven. Het bericht vermeld niet wie daar dan weer toezicht op houdt.

De climax wordt bereikt op 16 juli, vandaag dus. Het toezicht op zwembaden blijkt hopeloos slecht. De toezichthouder van zendmasten vindt het werk bar ingewikkeld en staat er dan ook niet van te kijken dat onduidelijk is waarom de zendmast in Hoogersmilde is gesneuveld. En de toezichthouders bij woningcorporaties verdienen te veel. Daar zullen die twee vrijwillige toezichthouders  in de Drutense uiterwaarden wel jaloers op zijn.

Veel toezicht en veel niet in orde. Toezicht voorkomt dat niet. Is de vraag naar meer en strenger toezicht terecht? Meer toezicht betekent dat inspecteurs langere werkdagen gaan maken of dat er meer inspecteurs bijkomen.
Wat echt werkt is handhaving. Ook zo’n term die vaker opduikt. Toezicht zonder handhaving is hetzelfde als ‘ik stond erbij en ik keek ernaar’. Je ziet twee beren broodjes smeren en dan ben je dus al te laat. Hoe is het mogelijk dat die beesten met hun klauwen in de broodtrommel en koelkast konden komen? Is het toezicht op de Nederlandse dierentuinen echt zo beroerd?

Had men de orde in de dierentuinen strikt gehandhaafd, dan zouden die beren genoeg te eten hebben gehad. Bovendien zou de verlofregeling goed zijn nageleefd. Dan had je hooguit twee beren en een oppasser je broodjes zien smeren.
Als ik zo eens kijk naar de staat van Neerlands toezicht, schieten me zes kleine woordjes te binnen.

Visie Rutte I: niet bij geld alleen.

MarkGelukkig, het kabinet heeft een visie: niet bij geld alleen. De minister-president onderstreepte dat nog eens na de laatste ministerraad voor de vakantie. Op de vraag van een journalist wat het financiële voordeel nou is om het parlement te verkleinen, antwoordde Rutte dat geld niet het belangrijkste argument is. Maar: “het hoofdargument is dat je laat zien dat de politiek niet het geluk van iedereen kan bevorderen en dat de politiek zich moet beperken, dat de overheid, het openbaar bestuur zich in zijn opdracht moet beperken tot die zaken waar je waarde kunt toevoegen. En dat is de randvoorwaarderegel waardoor u en ik ons leven goed kunnen leven. Goed onderwijs, goede gezondheidszorg, een fatsoenlijke sociale zekerheid, veiligheid heel belangrijk, en niet in de weg te gaan zitten waar we niet in de weg moeten zitten”.

“Dus geen financiële motivering, maar een ideologische?”, vroeg de journalist nog voor de zekerheid. Ja, zei Rutte en legde uit dat het heel logisch is dat als er minder ambtenaren moeten zijn, de hele politieke organisatie ook moet krimpen. Let wel: niet om het geld, Natuurlijk, het is mooi meegenomen als de staatschuld wordt verkleind en dat de overheidstekorten worden teruggedrongen. Maar nogmaals: daar gaat het niet om. Op 1 april ging het kabinet na de ministerraad naar het Catshuis voor een bezinningsmiddagje. Op de vraag waar dat dan over moest gaan zei Rutte: “We gaan vanmiddag niet praten over een miljard meer of minder op allerlei posten”. Nee, de kernvisie zou nog een ter tafel komen: “de overheid die zich wat terugtrekt uit het publieke domein”.

Voor Rutte is het allerbelangrijkste dat de overheid niet de “geluksmachine” moet willen zijn, die sociaal- of christendemocraten voor ogen hebben, zoals hij in 2009 betoogde bij een optreden voor Hogeschool Zuyd, in het kader van de verkiezingscampagne. “De overheid sluipt overal in ons leven en bemoeit zich overal mee” en daar geeft Rutte een gruwelijk hekel aan. Niet om het geld, maar om het principe.
De ironie is dat Rutte I nu behoorlijk in ons leven sluipt en zich wel degelijk overal mee bemoeit. Vooral om het geld. Voor grote idealen mag je wel wat over hebben, toch?

Daarvoor mag best de afspraak van tafel dat we in Nederland een solidariteitsbeginsel hebben en dat de overheid dat organiseert en bewaakt. Alleen: hoe leg je dat uit aan de militair die straks zijn baan kwijt is, bij de UWV in een praatgroep mag leren solliciteren en na een half jaar in opdracht van de Sociale Dienst de stoep van het ministerie van Defensie mag vegen?
Hoe leg je dat uit aan de mantelzorger, die niet meer uit een pgb bekostigd mag worden om zijn of haar dementerende ouders rustig ten grave te verzorgen? Wat begrijpt een ondernemer ervan, als hij naast de verplicht aangenomen werkloze ambtenaren nog wat handen tekort komt en geen hardwerkende Oost-Europeanen aan mag nemen?

Ze hebben allemaal hun “geluk” ingeleverd, niet om het geld natuurlijk, maar omdat een heel kleine overheid het over zoveel mensen te zeggen wil hebben.

De wereld is een toetsenbord

ambachtBij het woord ambacht denken velen aan attracties op de zomerse braderieën. Manden vlechten, klompen hakken, je hebt er niets meer aan, maar het is leuk om naar te kijken. Maar wie denkt er bij ambachtelijkheid aan een itc-specialist?

Een gedachte die bij me opkwam bij het lezen van een artikel van Marit Overbeek op ‘de Architect’. Ze doet verslag van de Premselalezing, waar Richard Sennett een pleidooi hield voor eerherstel van de ambachtelijkheid. Heel kort door de bocht stelt Sennett dat een architect die met pen en papier werkt, een beter ontwerp maakt dan een architect die het met de computer doet.
“Door internet en andere technologie zijn steeds meer fysieke activiteiten in ons alledaagse leven vervangen door virtuele vormen daarvan’, schrijft Marit Overbeek. Dat zou ten koste gaan van allerlei vaardigheden, die onmisbaar zijn voor goed vakmanschap. In zijn lezing verwijst Sennett naar het gebruik van sociale media.  Mensen raken minder bedreven in ‘real life’ communicatie, waardoor goed luisteren, spreken of schrijven degenereren. Of, zoals in het artikel staat: Mensen worstelen met wat ze echt willen zeggen omdat ze daar de vaardigheden niet voor bezitten.

Er valt iets te zeggen voor de stelling dat de computer op tal van manieren een ambachtelijk resultaat in de weg zit. Het brood van de ambachtelijke bakker, smaakt beter dan het fabrieksbrood dat computergestuurd uit de ovens komt. Of is dat slechts een kwestie van smaak?
Ik vraag me af of het echt aan het nieuwe gereedschap ligt, dat er ‘zoveel troep’ wordt gemaakt. De schakel tussen hoofd en handen is tenslotte niet meer dan een ander instrument, dat door oefening tot even grote ambachtelijkheid kan leiden, Oefening baart kunst. Maakt het wat uit waar je mee oefent?

Dat het toetsenbord steeds prominenter tussen mens en werkelijkheid komt te staan mag een feit genoemd worden. Het is interessant te bedenken welke gevolgen dat heeft voor zintuiglijke ervaringen en bijbehorende vaardigheden. Gaat ambachtelijkheid echt verloren omdat we alleen nog me onze neus bovenop de iPad zitten? Verdwijnt “het verlangen om werk goed te doen omwille van het werk zelf”, zoals Sennett in zijn boek ‘The Craftsmen’ betoogt?
Laat ik er in dit verband wat lukrake stellingen tegenaan gooien, waar je lustig op los mag schieten.

1. Al ben je nog zo goed bij je hoofd, als je handen het laten afweten ben je nergens.

2. Het toetsenbord wordt ten onrechte gehanteerd als de missing link tussen hoofd en werkelijkheid.

3. We staan niet meer in de stront, dus maken we stront.

4. De wereld gaat aan computervaardigheid ten onder.

5. De nieuwe ambachtelijkheid: de laptop gaat over van vader op zoon.

6. Kennis en kunde: de wereld is niet meer dan een toetsenbord.

Geven en nemen.

collecteHet kan de komende jaren voorkomen dat je ineens suf wordt gebeld door toneelspelers en orkestmusici, die bedelen om geld voor het goede doel. We kennen dat al van de grote nationale inzamelingsacties, als er ergens in de wereld grote nood geledigd moet worden, maar nu kan het best zijn dat ze hand ophouden voor hun eigen goede doel: cultuur.

Deze week stuurde het kabinet een brief naar de Tweede Kamer met de mededeling dat het duurzaam gaat samenwerken met de goede doelensector. Dinsdag werd het convenant ‘Ruimte voor Geven’ getekend door de staatssecretarissen Teeven (Veiligheid en Justitie), Weekers (Financiën) en Zijlstra (OCW) en de SBF (Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie). Uit de brief: “Met dit convenant onderstrepen de filantropische sector en het kabinet hun wens om te komen tot een langdurig partnerschap. Een structurele samenwerking op de vele publieke terreinen waar zij actief zijn, onder meer op het terrein van gezondheidszorg, sport, cultuur, natuur, milieu, onderwijs, wetenschap, ontwikkelingssamenwerking, leefbaarheid en welzijn”.

Waarom dit prachtige initiatief? “In een tijd van heroverweging van overheidsuitgaven van belang dat particulier geven wordt  bevorderd”, schrijven de staatssecretarissen in de brief (pdf).
De inbreng van de overheid in deze samenwerking bestaat vooral uit het bekendmaken van regelingen die er zijn: de fiscale voordelen van particuliere giften. Of zoals in de brief staat: “De staatssecretarissen van OCW en Financiën zullen daarom een geefcampagne organiseren, om de bekendheid van culturele instellingen en burgers met fiscale faciliteiten te vergroten en ze te helpen bij het gebruik daarvan”.

De genoemde Geefwet is gekoppeld aan cultuur, maar de goede doelenorganisaties doen meer dan fondsen verstekken aan kunstzinnige initiatieven. Gaat de culturele sector als proeftuin dienen en zijn daarna gezondheidszorg, sport, natuur, milieu, onderwijs, wetenschap, ontwikkelingssamenwerking, leefbaarheid en welzijn aan de beurt?
Niet dat
Nederland te beroerd is om wat te geven. Het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) houdt bij wat er zoal bijeen wordt gecollecteerd en waar het geld naar toe gaat. Vorig jaar werd er ruim 48 miljoen euro ingezameld. Het grootste deel, zo’n 75% ging naar gezondheid. Bijna 18% ging naar welzijn, waaronder het CBF ook kunst en cultuur laat vallen. Deze sector toucheerde krap 2% van de opbrengst.

Het kabinet voorziet enige argwaan tegen de goede bedoelingen en meldt nog maar even dat “de invulling van de Geefwet binnen de fiscaliteit niet de vorm zal krijgen van een bezuiniging”. Het is te hopen dat het kabinet dat serieus meent, want in april meldde de Vrije Universiteit (pdf) dat het publiek niet bereid is met hun giften de bezuinigende overheid te compenseren.
Wie argwaan heeft, heeft dat terecht. Het is de laatste jaren een gewoonte geworden dat succesvolle maatregelen tot bezuinigingen leiden. Kijk maar hoe het met de pgb’s vergaat. Zo succesvol dat het te duur is geworden en er nu de bijl ingaat. Stel dat de geefcampagne een daverend succes wordt, dan zal de overheid minder belasting binnenkrijgen. Met dit kabinet mogen we dan een volgende bezuinigingsronde verwachten.
Tijd dus voor Kamervragen. Mogen we zwart op wit de garantie dat onze vrijgevigheid tot geen enkele bezuiniging zal leiden?