Tag archieven: groei

Twee kinderen – heel gezond

Twee kinderen - heel gezond Mocht Job Cohen minister-president worden, dan hebben we er eentje waarvan we gezond leiderschap mogen verwachten. Camiel Eurlings trekt zich terug om een gezin te stichten. Advies: hou het bij twee kinderen en ook hem kunnen we gezond en wel terug verwachten. Wouter Bos heeft drie kinderen. Da’s niet best, want daarmee loopt hij een grotere kans op ziektes.

Twee kinderen hebben is gezonder dan geen, één of meer kinderen. Dat is de vrolijke conclusie die Noorse en Engelse onderzoekers trekken, na een 33 jaar lang 1,5 miljoen mannen en vrouwen te hebben gevolgd (meer
op gezondheidsnet.nl en de Britse Telegraph.co.uk).
Mensen met een of geen kinderen hebben een hoog risico op bijna alle ziekten. Nou, dat kan in mijn geval kloppen. Al zeer vroeg besloten geen kinderen te krijgen, en jawel hoor, zit ik opgezadeld met een reumakwaaltje en een slecht gehoor.

Ouders met meer dan twee kinderen lopen ook aardig wat risico, maar nou net weer niet voor zaken waar mijn ouders (drie kinderen gemaakt) aan leden. Moeder al lang overleden en vader hartpatiënt, maar ‘still standing strong’.
Tot zover de minuscule empirische check in eigen omgeving.

Toeval of niet, het getal 2 lijkt verdacht veel op het ideale kindertal dat een totale bevolking gezond kan houden. Het gemiddelde kindertal in Nederland staat op 1,7. Net onder de twee dus. Logisch dat de gezondheidskosten de pan uitrijzen?
We doen maar matig ons best het gemiddelde op te krikken naar twee. Er is een hele lichte toename. Ten opzichte van 2000 is het gemiddelde kindertal met 0,05 gestegen. Ruim 10 jaar geleden lag het rond de 1,5. Lager dan nu, dus er is een lichte neiging op naar de twee te gaan (zie deze CBS-Statline).

Dat zou helemaal naar de wens van Rouvoet zijn. Zelf vader van vier kinderen, dus hij moet wel oppassen met zijn gezondheid.
In februari 2008, stelde Rouvoet in De Pers, dat 2,1 kind per gezin heel gezond zou zijn om problemen op gebied van bevolkingskrimp en vergrijzing te voorkomen. Het kwam hem op stevige kritiek te staan, omdat velen hier geen bevolkingspolitiek à la China willen.

Een gemiddeld kindertal zegt natuurlijk niets over eigen gezondheid of die van gans het land. Maar als iedereen het bericht van de Noorse en Engelse onderzoekers serieus neemt, dan stelt dus niemand meer de vraag of men wel of geen kinderen wenst. Iedereen verwekt er precies twee.
Met ruim 4 miljoen vruchtbare vrouwen mogen we dus een babyboom van 8 miljoen kinderen verwachten. Wenselijk of niet?

Supermarkt of fanfare?

Supermarkt of fanfare?

Terwijl in de grote, drukke steden op bijna elke hoek een supermarkt te vinden is, moeten steeds meer kleine, rustige gehuchten het zonder zelfs maar een minimarktje doen. Is dat erg? Welnee, de meeste dorpsbewoners reizen voor winkel en postkantoor graag een kilometertje meer, zolang de lokale fanfare maar blijft bestaan.

De LVKK (Landelijke Vereniging van Kleine Kernen) heeft de leefbaarheid vijfhonderd kleine kernen en buurtschappen laten onderzoeken. De bewoners vinden een auto voor de deur en wat ontspanning genoeg om het verlies van andere voorzieningen te compenseren. Een dorpshuis, café of toneelclub wordt belangrijker gevonden voor de kwaliteit van de leefomgeving, dan een buurtsuper of een bank. Alleen de oudere bewoners vinden het lastig. Maar de rest hecht vooral aan een levendig sociaal-cultureel leven. De vraag is wel of er op de lange duur genoeg mensen zijn die in de achterzaal van het café de jaarlijkse supermusical kunnen instuderen. De totale bevolking zal de komende 25 jaar toenemen tot ruim 17 miljoen, maar daarna zal het teruglopen tot zo'n 16,9 miljoen inwoners in 2050. Dat is maar 3,7 procent meer dan nu. De meeste mensen zullen dan in de toch al drukke grote steden en omgeving wonen. Ruim de helft van alle gemeenten zullen met een bevolkingsafname te maken krijgen. Groei in de grotere plaatsen, krimp in de kleinere gemeenten (zie de ruimtemonitor).

Dat kan, volgens het RPB (Ruimtelijk Planbureau) gevolgen hebben voor de kwaliteit van de leefomgeving in bepaalde buurten en dorpen. Logisch, nietwaar? Als er in de Dorpsstraat maar twee mensen staan te kijken naar een fanfare van vier fervente koperblazers, is de lol er gauw af.
Er moet dus niet alleen een beleid voor prachtwijken komen, maar ook een aanpak van prachtdorpjes. Regio's als Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen zullen het meest door bevolkingskrimp getroffen worden. De weggestuurde Ella Vogelaar wilde daar zelfs ambtelijke topteams voor oprichten, die de gemeentebesturen moeten adviseren hoe ze om kunnen gaan met een teruglopend inwonersbestand. Haar opvolger hebben we er nog niet over gehoord.

Nog niet zo heel lang geleden dacht de overheid de legere en daardoor economisch armere delen van het land te helpen door er hele ministeries naar toe te transporteren. De deportatie van ambtenaren heeft niet echt geholpen. Dat beleid stuitte op aardig wat verzet en de overheid heeft het niet consequent volgehouden. Terwijl de Randstad uit haar voegen groeit, lopen andere gebieden nog steeds leeg. Zou het instandhouden van de plaatselijke fanfare genoeg zijn om de laatste dorpbewoners op hun plaats te houden?

Een gemeente als Renkum hoopt van wel. Daar heeft men zich al neergelegd bij de bevolkingskrimp en gaat men zich niet langer focussen op woningbouw maar probeert men wel de voorzieningen in stand te houden. Daar horen wel degelijk winkeltjes bij. Eerder had de LVKK al uitgezocht dat mensen in kleine plaatsje een bancaire voorziening wel weer interessant vonden, als het geld ook lokaal uitgegeven kon worden.

Maar misschien moeten we de voorspelde demografische ontwikkelingen voor lief nemen. Met een tweedeling van het land als gevolg: Een paar overvolle stedelijke gebieden en verder heel veel ruimte elders, waar we alleen naar toe gaan om ons buitenhuisje te bezoeken en van de landelijke rust te genieten. De Randstad strekt zich uit van Purmerend tot Rotterdam. Daar omheen één groot Center Parcs. Een fanfare zie je dan alleen nog maar in Den Haag, op Prinsjesdag.
Gaat dat de toekomst van dit land worden?

Feiten en cijfers

Feiten en cijfers

Het CBS houdt dit land nauwlettend in de gaten en doet met grafieken en diagrammen verslag van de toestand in de polder. Feiten en cijfers. De statistieken der alledaagse werkelijkheid.
Vandaag presenteerde het CBS een heel wonderlijk rijtje. De beweeglijke grafieken van onze economie.

Het gaat goed, volgens de consumenten. Ze klagen wel steen en been, dat doen ze al jaren, maar nu klagen ze ineens wat minder. Het vertrouwen in de economie is licht gestegen, becijferde het CBS.

Het gaat slecht, vinden de industriële producenten. Het vertrouwen in de economie is onder het nulpunt gedaald. Men vreest dat de orders zullen uitblijven, constateerde het CBS.

Het gaat goed, menen de huishoudens. En om dat te bewijzen hebben ze meer uitgegeven aan goederen en diensten dan vorig jaar. De huishoudens worden wel wat kieskeuriger. Aan voedings- en genotsmiddelen geeft men minder uit, aan duurzame goederen weer wat meer.

Het gaat slecht somberen de zakelijke dienstverleners. Ze zijn niet zo tevreden over de orderontvangsten. Echter, in tegenstelling tot hun industriële collega's blikken ze wel hoopvol de toekomst in. Men verwacht de komende drie maanden weer een hogere omzet.

Het gaat goed volgens het CBS zelf, dat een aardige banengroei noteerde. Zakelijke dienstverlening, handel en de zorg boden meer banen, de industrie en de overheid deden nauwelijks mee.

Het gaat slecht, zegt datzelfde CBS. De conjunctuur is over de top heen. Nu geen golvende grafieken en diagrammen om het te staven, maar een speeltje waarmee je zelf kan zien hoe in de afgelopen jaren en maanden de economie grotendeels floreerde, maar verwachtingen en vertrouwen de schitterende economie een stuk doffer heeft gemaakt. Vijftien indicatoren zeggen hoe het er met de nederlandse conjunctuur voorstaat.

Het gaat goed, beweert opeens het CBS tegen haar eigen feiten en cijfers in. De economische groei nam in het tweede kwartaal van dit jaar met 3 procent toe. Er werd behoorlijk meer geproduceerd in de bouw en aardgas. Andere sectoren groeieden echter minder. Er werd wel flink geïnvesteerd.

Wat uit deze feiten en cijfers blijkt is dat je de economie net zo kunt meten als het weer. Het KNMI begon ooit naast de werkelijke temperaturen de gevoelstemperatuur weer te geven.
Het CBS doet hetzelfde. De harde cijfers over productie, import, export, consumentenbestedingen, werkgelegenheid, investeringen, kosten en prijzen, worden afgezet tegen het gevoel van consumenten en producenten.

Die laatste twee graadmeters worden meegenomen in het plaatje van de conjunctuur. Niet onlogisch. Neem opnieuw het weer. Als de gevoelstemperatuur een stuk kouder is dan de werkelijke, zouden de consumenten natuurlijk eerder behoefte hebben aan warme jassen sjaals en handschoenen.
In het economische klimaat vinden de consumenten het nog wel wat kil, maar toch een stukje warmer dan een maand of drie geleden. Wie er wat warmpjes bijzit, geeft ook wat makkelijker geld uit. Dus die wat hogere bestedingen van de huishoudens zijn daarmee verklaard.

Toch moet je oppassen met dat gevoel. Even kort door de bocht: als men in Groningen zich wat kouder voelt wegens een wat straf oostenwindje, kan dat van invloed zijn op de landelijke gevoelstemperatuur. Voor je het weet krijgen ze in Brabant de griep, terwijl het redelijk windluw was.

De sombere industriëlen en zakelijke dienstverleners zouden de stemming landelijk flink kunnen drukken. Echter, in deze zelfde maand berichtte het CBS ook dat we meer wijnboeren in ons land hebben (groei), de omzet in de computerbranche 10 procent hoger was dan vorig jaar (meer groei), de detailhandel 5,4 procent meer had omgezet (nog meer groei) en de export met 4 procent was toegenomen (en alweer meer groei).

Zonder groei geen gezonde economie, luidt het devies van ons stelsel. Als dat waar is, dan moet de depressiviteit van een paar sectoren natuurlijk niet de economische gevoelstemperatuur van heel het land omlaag jagen.

Tot nu toe is het wel gebruikelijk om andere factoren dan louter economische parameters mee te nemen om de conjunctuur te schetsen. Dat gaat dan wel om factoren die direct invloed hebben op de economie: klimaat, politiek, oorlogen, technologie en jawel, de psychologie van de consument.

Tenslotte maakt die uit of er veel of weinig wordt gekocht en dus even zoveel of weinig kan worden geproduceerd. Nou is dat een zeer betrekkelijk gegeven. Behalve dat producenten met behulp van reclame de consument “motiveren” en aan het kopen houden, blijkt een sombere consument zijn depressiviteit ook wel eens weg te willen kopen. Met lekker eten of een luxe hebbedingetje. Een depressieve consument koopt liever vandaag nog wat, want morgen kan het allemaal wel eens helemaal over zijn.

Een van optimisme blakende consument denkt wellicht dat zijn geld lekker groeit op de spaarrekening en zet hele bedragen vast. Ja, ook een consument denkt wel eens aan groei van zijn kapitaaltje. Zonde, want wat je daar al niet van kan kopen. En of een consument nou uit voorzichtig pessimisme of overmoedig optimisme zijn geld op de spaarrekening stort, het maakt niet uit.
De baas van De Nederlandse Bank zei eind 2004 al dat geld moet rollen om de economie springlevend te houden.
Niet potten, maar uitgeven dus.

Maar goed. Het CBS concludeert dat het wel even minder wordt met de algehele conjunctuur. Dat kan alleen maar kloppen als het duurzaam pessimisme van de consument wordt mee gemeten. De consument mag dan ietsjes vrolijker zijn gestemd, blijkbaar weegt dit minpunt zo zwaar, dat de plusjes van groeiende sectoren, dalende werkloosheid en stijgende investeringen teniet wordt gedaan.
Kortom: de conclusie van het CBS heeft evenveel gevoelswaarde als enkele van de door het CBS gemeten parameters.

De economie volgens het CBS: het is net het weer. Hebben ze in Amerika ook een CBS?
Wellicht zouden ze dan niet zo'n moeite doen de kredietcrisis te bezweren. Want de feiten en cijfers geven weer: het kan vriezen, het kan dooien.