Tag archieven: Nooteboom

Diálogo lapsus linguae.

Diálogo lapsus linguae Ken je dat spelletje, waarin je in een paar stappen van een woord een geheel ander woord moet maken? Onze aanstaande koning is daar heer en meester in. Hij wil daar wel het alleenrecht op en waarschuwt zijn volk dat je van een garnaal geen walvis moet maken.
Hij had van een garnaal een klotewoord gemaakt. De koning als hofnar? Was het maar lollig bedoeld. Had hij maar een Mexicaanse getrouwd. Dan had hij zich niet versproken.

Verspreektaal. Geen bestaand woord. De betekenis hangt wel af van de beklemtoning. Verspréken is een taalfoutje maken. Vèrspreken doe je in het buitenland. En dan moet je vreselijk op je woorden letten. Dat heeft de kroonprins aan een ander over gelaten, met
alle gevolgen vandien.

Net nou hier de
Week van de Dialoog woedt, wilde de prins met de Mexicanen in dialoog over het water. Dat werd een diálogo lapsus linguae. Hopelijk verstaan de burgers hier elkaar beter tijdens hun lokale dialogen.
Mooi onderwerp zou de wet op godslastering kunnen zijn. D66 neemt het initiatief om het verbod op godslastering uit het wetboek van strafrecht te halen. God lasteren is grof taalgebruik, vinden sommigen, en dus fout. Anderen menen dat het onder de vrijheid van meningsuiting dient te vallen. Ik meen dat godslastering een abuisje is waar de taal vol van staat. Immers, hoe kun je iets benoemen, dat niet bestaat?

Het kan nog een leuke dialoog worden als de paus in gesprek gaat
met kunstenaars. Nederland wordt vertegenwoordigd door Kader Abdolah en Cees Nooteboom. Hopelijk beheersen zij het Katholieks beter dan de prins het Mexicaans.
Had de prins maar uit de Nederlandse literatuur geput. Een stukje uit Nooteboom’s “Rollende stenen, getijde”, had hij misschien foutloos vertolkt.

Het gaat in Rome lollig worden als de paus zich verspreekt. “Goemogge, meneerr Coos Neetebeem, dankoe voer die poésia”.
Coos Neetebeem? Da’s toch de man van:
Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten
En zit in ‘t binnenst van mijn ziel ten troon
Maar verder ben ik helemaal gewoon,
Met haaruitval en spijsverteringsklachten”.

Dat wordt dan een dialogo confusione. “Nee, eerwaarde heiligheid”, begint Nooteboom, “ ik ben Coos niet , ik ben Cees”.
De paus, ineens flink drse P. in, volhardt en leest hem de les over de ongewoonheid van het goddelijke. Kader Abdolah springt bij om Nooteboom uit de brand te helpen. In zijn bekende, metaforisch taalgebruik, wil hij de dialoog een filosofische wending geven: “Kijk, hemelse hoogheid, laten we nu eens god als een garnaal zien”.

De paus ontsteekt in woede, roept de Zwitserse garde erbij, laat de Nederlandse schrijvers afvoeren, en roept in al zijn godentierendheid: ”Goedverdoeme, goedverdoeme, voer ze aan de walvissen!”
In Mexico kon men nog wel lachen om onze hoogheid die een garnaal naar de kloten hielp. Maar als de paus onze schrijvers naar de haaien helpt, verwacht ik dat Maxime Verhagen de paus in een dialogo furioso tot de orde roept.