Opblazen tot desillusie

Opblazen tot desillusie Vandaag een gastlog van Jonathan Mijs, die reageert op een artikel in de NRC over het meer inzetten van wetenschap bij politieke beslissingen. Met toestemming overgenomen uit ScienceGuide, waar het 2 april verscheen.

“Een complexe democratie als de onze doet er goed aan minder te vertrouwen op burgers en meer wetenschap in te zetten om tot fatsoenlijke beslissingen te komen”, schrijft
Herman de Regt in de NRC van 27 maart j.l. Een redelijke stelling, zo op het eerste gezicht, zegt Jonathan Mijs van de UvA, oud-LSVb-voorzitter. Achter zijn appèl op de ratio gaat echter een tweetal misvattingen schuil.

Allereerst blijkt zijn oproep gestut op een naïef beeld van wetenschappelijke epistemologie (kennisleer): zoals De Regt zelf al aangeeft in één van zijn voorbeelden, zijn kansen dikwijls niet met nauwkeurigheid vast te stellen en zijn risico’s vaak onvoorzien. Zeker als het mensen aangaat, valt de uitkomst van beleid vaak niet beter te benaderen dan met een verwachting. Beleidsvoorbereiding en –evaluatie is in zo’n geval gediend door betrokkenheid van de wetenschap, maar veel meer nog door het erkennen van haar beperkingen. Een opgeblazen geloof in wetenschap leidt tot desillusie, verontwaardiging en, erger, tot het aanwijzen van de verkeerde verantwoordelijke. Want het zijn politici, niet wetenschappers, die politieke besluiten nemen.

En, zo kom ik bij mijn tweede punt, zo moet dat ook zijn. Anders dan De Regt doet vermoeden, kunnen we namelijk een onderscheid maken tussen doelrationele beslissingen en moreel ingegeven besluiten. Max Weber, één van de voorvaders van de sociologische wetenschap, maakte dit onderscheid al in het onderscheiden van Zweckrationalität en Wertrationalität. Het eerste motiveert doelgericht handelen waarbij de middelen om dat doel te bereiken rationeel zijn bepaald, waarderationaliteit daarentegen geeft het primaat aan ethische, filosofische en normatieve waarden in de keuze van middelen om een doel te bereiken. De misvatting van De Regt behelst het verwarren van deze twee.

De Regt roept niet zo zeer op tot een kabinet van wetenschappers, als wel tot een kabinet van actuarissen: knappe koppen die complexe vraagstukken kansrekenend oplossen. Naast naïviteit, getuigt die oproep van een miskenning van de morele en politieke filosofie; de wetenschappelijke disciplines waarin wetenschappers al eeuwen lang denken en schrijven over het complexe vraagstuk hoe te komen tot ‘rechtvaardige’ besluiten, en hoe de maatschappij zo ‘eerlijk’ mogelijk in te richten. Zo hield de Britse filosoof John Rawl zich zijn leven lang bezig met de vraag hoe om te gaan met de verdeling van schaarse goederen onder mensen. Dient zo’n verdeling te geschieden op basis van behoefte? Verdienste? Gelijkheid?

Of is het een beter idee, cf. David Miller, om zulke criteria afhankelijk te maken van het domein waarbinnen men dergelijke keuzes maakt, zodat de familie, de arbeidsmarkt en het openbare domein andere verdelingscriteria kennen – respectievelijk behoefte, verdiensten en gelijkheid. Simpelweg verwijzen naar ‘rationaliteit’ biedt hier geen soelaas. Zulks een oproep miskent niet alleen morele basis van zulke beslissingen, zij ontkent ook de waarde van de democratische vertegenwoordiging: het wegen van doel en middelen niet op basis van kans en risico, maar ingegeven door de ideologische beginselen op basis waarvan het electoraat haar parlementaire vertegenwoordigers heeft gekozen.

Jonathan Mijs

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *