Tag archieven: debat

Twee heren

HerenHeer 1 (voor de kijkers rechts): Ik daag je uit het Europa-pakket niet te steunen.
Heer 2 (voor de kijkers links) : Joh, trek zelf de stekker er uit.

Heer 1: Ik heb niks te trekken, want ik zit nergens in.
Heer 2: Hou dan op met gedogen.

Heer 1: Dat kan niet.
Heer 2:  Waarom niet?

Heer 1: We hebben een herenakkoord.
Heer 2: Daar staat toch in dat jullie het niet over alles eens zijn?

Heer 1: Aan je ogen mankeert niks.
Heer 2: Nou dan…..

Heer 1: Niks, nou dan. We hebben ook afgesproken elkaar te respecteren.
Heer 2: Ja, ten koste van Henk en Ingrid.

Heer 1: Van wie?
Heer 2: Henk en Ingrid.

Heer 1: Oh ja, die was ik even vergeten.
Heer 2: Ze zijn wel jouw Henk en Ingrid.

Heer 1: Ja, ja, dat weet ik heus nog wel.
Heer 2: Die worden behoorlijk genaaid.

Heer 1: Ja hoor eens, iedereen moet er wat van voelen.
Heer 2: Hé, da’s jouw tekst niet!

Heer 1: Nou en?
Heer 2: Henk en Ingrid zullen zich wel goed beroerd voelen.

Heer 1: Geeft niks, ik heb extra verplegend personeel voor ze geregeld. Ze worden goed verzorgd.
Heer 2: Ben jij er van af.

Heer 1: Als je dat zo erg vindt, waarom steun je dan al dat geld dat naar de nieuwe moslims gaat?
Heer 2: Hè? Zijn er nieuwe moslims?

Heer 1: Jawel. De Grieken!
Heer 2: Man, dat zijn helemaal geen moslims.

Heer 1: Kan zijn, maar er gaat een hoop geld aan op. En jij doet daar niks aan.
Heer 2: Waarom doe je dat zelf niet? Jij kunt toch zeggen: tot hier en niet verder?

Heer 1: Dat zeg ik ook.
Heer 2: Maar je verbind er geen consequenties aan.

Heer 1: Nee, dat mag jij doen.
Heer 2: Ik zit niet in een positie om consequenties af te dwingen.

Heer 1: Nee, jammer hè? Lekker puh!
Heer 2: Als je een vent bent, trek je de stekker er uit.

Heer 1: Ik wacht gewoon op 2012. Het jaar van de waarheid.
Heer 2: De waarheid? Was dat niet een communistisch krantje?

Het debat is dood, leve het debat!

debat“Maar als een proces boven je eigen hoofd heeft gekletterd, dan bieden een harnas en een zwaard in een slaglinie geen betere bescherming dan de welsprekendheid aan de aangeklaagde die in gevaar verkeert”. Een zinnetje uit de Dialogus de oratoribus van Tacitus, een zeer oude Griek, maar gereanimeerd door Roderik van Grieken (die naam!), directeur van het Nederlands Debat Instituut. Oude Grieken als Tacitus, Aristoteles, Socrates en Plato worden gezien als de oerbronnen van de dialoog, het debat en de retorica.

In De Volkskrant betoogt Van Grieken dat de slotrede van heer Wilders, tijdens het proces dat boven zijn hoof hing, een prachtig geconstrueerd voorbeeld van retorica was. Een fraai staaltje doordacht taalgebruik, een parel “voor  ieder mens met enig taalgevoel en kennis van retorica”.
Van Grieken ziet maar weinig goede sprekers in de politieke arena en zou willen dat er meer begenadigde sprekers als Wilders,. Rutte en Pechtold het woord voeren. Hij legt de schuld bij het onderwijs: “Generaties hebben in Nederland school verlaten zonder ooit echt kennis te hebben gemaakt met de kunst van het overtuigen. Laat staan dat men er mee geoefend heeft”.

Dat is ook maar retoriek. Meneer van Grieken moet ook aan zijn broodwinning denken. Zijn organisatie levert allerlei ‘producten’, waarmee je een fantastische spreker kan worden. Wie gelooft dat het onderwijs niets doet aan de kunst van het spreken, zal opgelucht ademhalen dat er nog zoiets is als het Nederlands Debat Instituut.
Aan het onderwijs kan het toch niet liggen? Of is de ouderwetse spreekbeurt verdwenen? Natuurlijk niet. Nu is een spreekbeurt nog geen debat, meer een lesje in spreken in het openbaar. Het kan het begin van een debat zijn en daar doen scholieren lustig aan mee.

Vorig jaar haalde Nederland voor het eerst een tiende plaats op het WK debatteren voor scholieren. Een grote stap voorwaarts. In 2008 werden voor het eerst de achtste finales gehaald met een zestiende plaats en in 2009 haalde Nederland een vijftiende plaats. In 2010 eindigde Nederland bovendien als beste team in de categorie ‘English as a Foreign Language’. Teamleden waren onder andere Elisabeth van Lieshout en Thom Wetzer, die in 2010 het Nederlands Kampioenschap Debatteren wonnen.
Nu zijn zij natuurlijk briljante leerlingen van een lyceum of gymnasium. Mark Rutte en Uri Rosenthal zaten op zo’n school, het Haagse Maerlantlyceum, dat overigens nog nooit een landelijke debatwedstrijd heeft kunnen winnen.
De Vara organiseert elk jaar de debatwedstrijd ‘Op weg naar Het Lagerhuis’, voor scholieren van 12 tot en met 18 jaar van VMBO, HAVO, VWO en de laagste klassen van het MBO, want debatteren moet van alle rangen en standen zijn.

Het Nederlands Debat Instituut, van de hierboven genoemde heer Van Grieken, organiseert ook debatcompetities voor alle typen scholen. De landelijke debatwedstrijd voor MBO-scholen, wordt al drie jaar op een rij door het ROC Tilburg gewonnen. In de categorie VMBO won dit jaar een Mavo uit Dordrecht. Je ziet het: er wordt oeverloos gedebatteerd in het onderwijs. Waarom zegt Van Grieken dan toch dat hele generaties de school hebben verlaten “zonder ooit echt kennis te hebben gemaakt met de kunst van het overtuigen. Laat staan dat men er mee geoefend heeft?”

 

Omdat hij de kunst van het debat belangrijker vindt, dan de inhoud. Zijn stelling is dat de inhoud nog zo verwerpelijk kan zijn, als het de boodschap in de juiste vorm wordt gegoten, zit daar de kracht mensen te overtuigen. Van Grieken constateert een gebrek aan retorisch begaafden en vindt dat een gevaar voor een gezonde democratie. Waren alle politici even bedreven in de retoriek, dan zou er veel gelijkwaardiger strijd zijn.
Een retorisch vraagje. Zegt hij nou uiteindelijk toch dat het zo jammer is dat de grootste onzin de meeste stemmen trekt?

Opstandige ordehandhavers.

Politie De dienders zijn onrustig. Na de Amsterdamse korpschef is er nu de Zuid-Hollandse sherrif, die het zijn baas, minister Opstelten, lastig maakt. Met wel een aardig verschil van opvattingen.

Hoofdcommissaris Welten kondigde aan de orde niet te zullen handhaven. Hij is niet van plan werk te maken van een eventueel boerkaverbod. Een uitspraak die ondersteund werd door zijn
Twentse collega.
Korpsbeheerder Brok wil de orde juist wel handhaven en wel door die orde te laten voor wat hij nu is. Hij is tegen de afschaffing van de bonnenquota.
Commissaris Welten kreeg meteen de rechtse partijen over zich heen. Brok krijgt kritiek van de SP. Heeft minister Opstelten zijn dienders wel in de hand, vraagt de SP zich af. Een vraag die de SP) wel vaker stelt. In 2009 vond de SP dat Welten moest opstappen, na kritiek op burgemeester Cohen.

Protesterende politieambtenaren zijn een zeldzaamheid. Hoofdcommissarissen die zich in het publieke debat mengen komen vaker voor. In 1993 kregen de hoofdcommissarissen van de vier grote steden, Nordholt, Wiarda, Hessing en Brand, nog
de Machiavelli-prijs voor overheidscommunicatie. Daarna werden de politiechefs vaker tot de orde groepen als ze hun monden roerden in het openbaar.Welten is inmiddels op het matje geroepen en korpsbeheerder Brok zal ongetwijfeld volgen.

Hoewel er een verschil is tussen de uitspraken van beiden, staat de vraag centraal hoe zij de orde denken te handhaven. Welten stelt dat het op de bon slingeren van boerkadragers onnodig de werkdruk afleidt van het bestrijden van echte criminaliteit. Brok meent dat bonnenschrijven een uitstekend middel is om orde en veiligheid te handhaven.

Ook leidinggevenden van de politie hebben natuurlijk een eigen visie op de maakbaarheid van orde en veiligheid. Het politieke bestuur vindt het er niet veiliger op worden, als korpschefs zich daar in het openbaar over uitlaten. De eigenzinnigheid van korpschefs, die hun persoonlijk stempel op hun organisatie willen drukken en de conflicten die dat soms met het bestuur oplevert, is al jaren een
heikel discussiepunt.

De samenleving verandert. Iedereen levert, op uiteenlopende wijze, bijdragen aan het maatschappelijk debat. Moeten leidinggevende politiefunctionarissen daarvan uitgesloten worden?

De rol van de Koningin.

Monarchie De Tweede Kamer debatteert over de rol van de Koningin.

Minister-president: “Ik wil de geachte afgevaardigden er wel op wijzen, welke belangrijke rollen ons staatshoofd voor dit land speelt”.
Afgevaardigde 1: “Ah, u geeft dus toe dat het maar een spelletje is”.
Afgevaardigde 2: “Rollen, zei u? Rollen? Om hoeveel rollen gaat dat in hemelsnaam dan wel?”
Afgevaardigde 3: “Ja, ja, uit de kassarolletjes van commissie Zalm bleek al hoe duur dat theater is”.

Minister-president: “Ik geef niks toe. En, om maar eens een rol te noemen, zonder de koningin zouden wij geen monarchie zijn. Tevens wijs ik er op dat wij voornemens zijn op theater te bezuinigen”.
Afgevaardigde 1: “U geeft niks toe. Mooi, dat betekent dat u er ook niks aan afdoet”.
Afgevaardigde 2: “Maar wilt u dan de hoofdrollen van de bijrollen scheiden?”
Afgevaardigde 3: “En wat gaat dan de Rutte-norm voor een staatshoofd worden?”

Minister-president: “Ik ga hier geen woordspelletjes spelen. De monarchie is een rol, daar valt niets in te onderscheiden. En wat normen betreft: wij geloven in zelfregulering. De Koningin is prima in staat zichzelf te reguleren”.
Afgevaardigde 1: “Woordspelletjes? Maar wij worden toch geregeerd in naam van de Koningin? Als wij slechts in naam worden geregeerd, lijkt mij de conclusie gerechtvaardigd dat het maar een spelletje is”.
Afgevaardigde 2: “U bedoelt dat linten knippen even belangrijk is als lintjes uitdelen?”
Afgevaardigde 3: “Hoorde ik u nou zeggen dat de Koningin in prima staat is? Hoe komt dat? Mogen wij weten hoeveel onderhoudskosten daarmee gemoeid zijn?”

Minister-president: “Ik kan u wel zeggen dat ik het een hele eer vindt, in naam van de Koningin te regeren. Verder moet u de Koningin als één belangrijke rol zien. En afgevaardigde 3 raadt ik aan zijn oren beter te onderhouden”.
Afgevaardigde 1: “Gaat u mij nu vertellen dat u naar de pijpen van mevrouw de monarch danst?”
Afgevaardigde 2: “Nou ja zeg. Decorum is toch niets meer dan een rol behang? Dat noemt u belangrijk?”
Afgevaardigde 3: “Ik laat in ieder geval mijn oren niet hangen naar een rolmodel”.

Minister-president: “Ik kan u geruststellen. Ik kan absoluut niet dansen. En de rol van Hare Majesteit houdt de natie bij elkaar. Een rol waar afgevaardigde 3 nog een voorbeeld aan kan nemen”.
Voorzitter: “Geachte afgevaardigden, genoeg gezegd. Er staat nog meer op de rol, dus laten we overgaan tot stemming. Wie wil de rollen omdraaien?”

Voorzitter: “Met 24 stemmen voor, blijft de rol van de Koningin staan. We gaan over tot de orde van de dag”.

Het vrije woord

Het vrije woord

Sprekerd: “Voorzitter, nu ik toch het woord heb….”
Voorzitter: “Meneer de Sprekerd, u kunt het woord niet hebben”.

Sprekerd: “Pardon?”
Voorzitter: “U kunt het woord niet hebben, het woord is vrij”.

Sprekerd: “Maar u zei zelf dat ik nu aan de beurt ben, dus neem ik dan ook het woord…”
Voorzitter: “Ho! Niet zo grof alstublieft! Het woord nemen! Kuis uw taal een beetje”.

Sprekerd: “Voorzitter, ik volg u niet. In de Dikke van Dale staat het woordje nemen, dus mag ik dat gebruiken”.
Voorzitter: “In de Dikke van Dale staat: nemen – gebruikmaken van de gelegenheid; (plat) iem ~ seksuele gemeenschap hebben met; dat kan ik dus niet accepteren”.

Sprekerd: “Nou ja zeg, dit is te gek voor woorden! Het woord is geen iemand”.
Voorzitter: “Het woord is, in al haar vrijheid, wel kwetsbaar. Het kan zich niet verdedigen”.

Sprekerd: “Daar wilde ik het nu juist over hebben”.
Voorzitter: “Goed, komt u ter zake, maar let wel op uw woorden”.

Sprekerd: “Voorzitter, ik ben van mening dat het woordgebruik alle vrijheid dient te krijgen. Het is een democratie onwaardig als de burger wordt gemuilkorfd en beperkt in de vrije keuze van het woord”.
Voorzitter: “Mooi gesproken. Kunt u dat toelichten?”

Sprekerd: “Zeker! Mag ik de metafoor van de vrije markt gebruiken? We hebben zoveel woorden. Als de overheid of welke instantie of persoon dan ook gaat bepalen welke woorden er in de kraampjes van de taalmarkt worden aangeboden, dan heeft de burger toch geen vrije keuze meer? Hoe zou u het vinden als er slechts twee wasmiddelen in uw supermarkt worden aangeboden? Dat moeten we niet willen.”
Voorzitter: “Mwah, het zou een stuk makkelijker zijn en heel wat tijd schelen bij het boodschappen doen. Maar goed, de metafoor gaat mank, geachte Sprekerd. Woorden liggen niet in de winkel, ze zitten in onze hoofden”.

Sprekerd: “Juist, helemaal juist, voorzitter! U kent het gevleugelde woord: De gedachten zijn vrij?”
Voorzitter: “Dat is mij bekend, ja. Wat wilt u daar mee zeggen?”

Sprekerd: “Wel, als die vrij zijn, waarom zouden we ze dan niet mogen gebruiken?”
Voorzitter: “Daar heb je woorden voor nodig”.

Sprekerd: “Weer juist, voorzitter. Hulde! Ik pleit er nu voor de vrije keuze van het woord grondwettelijk vast te leggen”.
Voorzitter: “Ik wijs u er nog eens op dat het woord zelf weliswaar vrij is, maar zelf geen keuze heeft. Dan ontstaat er een kwetsbare positie, waarin het woord makkelijk misbruikt kan worden. Misschien is het beter in de grondwet het misbruik van het vrije woord te regelen?”

Sprekerd: “Dan zitten we met de vraag wie dan bepaalt wanneer er sprake is van misbruik”.
Voorzitter: “Heeft u een suggestie?”

Sprekerd: “Voorzitter, ik heb de wijsheid ook niet in pacht….”
De Zaal: “Hear, hear!!”
Voorzitter: “Orde! (klop, klop…) Orde!”

Sprekerd: “Dank u, voorzitter. Ik versta genoeg engels om te begrijpen dat De Zaal mij wenst te beledigen. Fijn dat u even ingrijpt”.
Voorzitter: “Ah! Daar bent u wel voor?”

Sprekerd: “Natuurlijk! Hoe kan ik anders het vrije woord voeren?”
Voorzitter: “En De Zaal mag slechts het vrije woord toeteren als u dat uitkomt?”

Sprekerd: “Eh, nee, hm, ja., ik bedoel….”
Voorzitter: “Ik vrees dat deze discussie tot in de eeuwigheid gevoerd zal worden en daar de vergadertijd reeds ver is overschreden, sluit ik nu het debat tot nader orde”.

Sprekerd: “Maar voorzitter! Ik ben nog niet uitgepraat!”
Voorzitter: “Geachte Sprekerd, ik zei tot nader orde. We zullen er ongetwijfeld op terugkomen. Het kan ook geen kwaad een tijdje in stilte onze gedachten er over te laten gaan”.

Sprekerd: “Huh? Watte?”
Voorzitter: “U kent dat woord toch wel?”

Sprekerd: “Stilte? Nooit van gehoord”.
Voorzitter: “U spreekt voor zich”.

De maat nemen

De maat nemen Deze week is het dus een drukte aan dialogen. De 2e Kamer gaat de dialoog aan met de bewindslieden van Justitie en volgens een aantal partijen moet de zwaarte van straffen het onderwerp van gesprek worden.

De VVD wil een aantal delicten zwaarder bestraffen, met name kindermisbruik mag twee keer zo zwaar worden bestraft.
De PvdA wil het voorwaardelijke deel van een straf verlengen. Zo zou justitie meer tijd hebben een delinquent na de feitelijke straf te volgen en toezicht kunnen houden op gedragsverandering.
Het CDA wil een onderzoek naar straffen in andere landen. Als de strafmaat lager ligt dan in andere Europese landen en de V.S. dan moet Nederland de zaak gelijk trekken, ofwel ook een hogere strafmaat gaan hanteren.

Hirsch Ballin en zijn collega's zullen zich ongetwijfeld verweren, door te verwijzen naar de plannen om van straf en nazorg één samenhangend geheel te maken. Doel is natuurlijk de criminaliteit terug te dringen. Het is tamelijk frustrerend boeven te vangen, ze in het gevang te gooien en ze even later weer voor de rechter terug te zien. Het huidige stelsel werkt blijkbaar nog steeds als een draaideur, waar te veel wetsovertreders hun weg door vinden.

Hoewel ik meen dat geen enkele maatregel er toe zal leiden dat elke burger ook een brave burger zal zijn, hoop ik dat het zwaartepunt van het debat op dat thema “straf en nazorg” zal liggen. Met andere woorden: focus niet zozeer op het begrip “zwaarte” maar op de aard van de straf.

De vraag blijft of we ooit een consensus zullen bereiken over de lengte van gevangenisstraffen, wanneer je taakstraffen of zware boetes of pittige detentie moet toepassen en welke straffen over die ene kam van onrustgevoelens in de samenleving moeten worden geschoren.

De Raad voor de Rechtsspraak vindt dat we een heel redelijk stelsel hebben en helemaal niet te licht straffen. De Raad is niet te beroerd dat ook uit te leggen. De Raad meent dat we hier op maat straffen: “de meest toepasselijke straf voor de concrete situatie”.

Het is prima om uit te leggen hoe er wordt gestraft, want daar blijken nog al eens misverstanden over te zijn. Zo denkt een deel der natie dat “levenslang” hier helemaal niet levenslang is. De werkelijkheid is dat juist Nederland daar strenger in is dan landen om ons heen. Levenslang wordt naar de letter toegepast. Hooguit kan de minister van Justitie na 20 jaar een gratie overwegen, maar dat is hier de laatste 63 jaar slechts twee keer toegepast.

Ondertussen nemen de levenslange straffen aardig toe. In de periode na 1945 zijn er 38 levenslange straffen uitgedeeld, waarvan 25 na 2000.
Wat celstraffen betreft doet Nederland het, in internationaal verband, “niet slecht”. Het staat op de 10e plaats wat betreft veroordelingen, op de 12e plaats als het gaat om het aantal gevangenen en haalt de 10e plaats met gevangen in voorarrest (Gegevens worden bijgehouden door het
European Sourcebook, zie ook deze excelsheet). De aantallen stijgen alleen maar.

Dat moet voldoende reden zijn vooral te debatteren over het plan van aanpak dat Hirsch Ballin en Albayrak in gedachten hebben.
Een misschien wat lichte vergelijking, maar ik ben er van overtuigd dat de strafaanpak die ik vroeger op school mocht genieten, zijn vruchten geeft afgeworpen.
Als je wat uitvrat dan was het strafregels schrijven of wat uurtjes nablijven. Net als je dacht dat het daarmee was afgedaan, moest je met de meester aan tafel zitten en die ging een dialoog aan over je gedrag.

De meesters die ik heb gehad hebben dat heel kundig gedaan. Want het waren heel zinnige gesprekken en het gevoel twee keer zo zwaar gestraft te worden omdat je ook nog eens dat babbeltje aan moest gaan, verdween snel. Mijn meesters waren niet zo moraliserend, maar hielpen je inzien dat er leukere dingen zijn om je mee bezig te houden.

Hopelijk kan men deze week in de dialoog over schuld en boete, zich losmaken uit de boeien van straf alleen en durft men andere wegen te zoeken.

Het Debat

DebatterenHet woord is aan de geachte afgevaardigden.

– Welles.
– Nietes.
– Welles.
– Nietes.
– Nietes?
– Ja, nietes.
– Mag ik u dan een handreiking doen?
– U blijft met uw handen van mij af!

– Nietes dan.
– Huh?
– Nietes toch?
– Dat heb ik nooit gezegd!
– Nooit?
– Dat zeg ik: dat heb ik altijd nooit gezegd.

– Nietes!
– Welles.
– Nietes.
– Welles!
– Ah! Of ik lieg of u liegt!
– U liegt.

– Nou, we hebben net dit verslag onder ogen gekregen…..
– Dat verslag kan niet bestaan.
– Nietes?
– Nee, hier in dit verslag, staat bij de tweede paragraaf: 31 november. Die dag bestaat niet. Ik zeg nooit wat op dagen die niet bestaan.

– Dat bestaat niet!
– Oh nee?
– Nee!
– Welles.
– Nietes.

– U zegt altijd wat!
– Dat is mijn goed recht.
– Ja, maar wat u zegt is krom.
– U zegt maar wat u wilt.
– Dat doet u ook. Dat mag. Maar wilt u bij de feiten blijven?
– Wat ik zeg is feitelijk juist omdat zes op de tien nederlanders mij gelijk geven. Zes op de tien! Dat is een meerderheid, mevrouw de voorzitter.

– De meerderheid is niet voor het verbranden van telefoonboeken.
– Welles.
– Nietes.
– Welles!
– Welneeeee…..
– Best wel.

– Wat wilt u eigenlijk? Kunt u daar eens concreet over worden?
– Wat zegt u?
– Concreet. Cee oo en cee er…..
– Momentje, dat zoek ik even op (…..) Ah! Concreet!
– Ja, en?
– Wel, ik eis concreet excuses!
– Voor wat?
– Dat men niet eens 1 seconde van mijn werkstuk heeft willen zien.
– Nee maar! U zou excuses moeten aanbieden!
– Nietes.
– Welles.

– Ik heb recht op excuses.
– Zoals geachte afgevaardigde al eerder stipuleerde: Uw recht is tamelijk krom.
– Ik verdien dit niet.
– Oh? Wat verdient u dan wel?
– Een Oscar voor mijn cinematografisch opus.
– Weljaaaaa. U meent het.
– Zeker! En de Nobelprijs.

– De Nobelprijs???!!!
– Zeker wel.
– Nietes.
– Welles.
– Nietes!
– Wel, wel, welles, welles!!!

– Waarvoor dan?
– Voor het redden van de democratie in het algemeen en Het Debat in het bijzonder!
(geroffel op de bankjes)

Voorzitter: Zo. En nou nog even stemmen.
(….)
Met 148 nietes en 7 welles is de motie van geachte afgevaardigde om het kabinet op zijn laatste leugentje te betrappen verworpen.
En nu weer over tot de orde van de dag.

Het debat en de dood

Verhit zeefdruk Twan de Vos klik voor meer

Op dit weblog valt het wel mee, maar op andere sites wordt soms heftig gediskussieerd. Zowel in het virtuele als het dagelijkse debat op kantoor, verjaardagsfeestjes, in de kroeg en in praatprogramma's op tv, maken de deelnemers aan het debat nogal eens gebruik van dooddoeners en stoplappen.
Met als gevolg dat een diskussie vervuilt, of van het onderwerp begint af te dwalen of abrupt ten einde is, omdat niemand er mee verder kan.

Deelnemers aan een debat op een weblog worden 'reaguurders' genoemd. Een verbasterde samensmelting van reageren en gluren. Daar leven weblogs van. Je wilt natuurlijk graag dat iemand even komt gluren en helemaal mooi als de gluurder een reactie achterlaat.
Dat gaat vaak goed. Maar ook in deze debatten tref je soms (te) veel dooddoeners en stoplappen aan.

Hoe leg je dat je kinderen later uit?
Een dooddoener met maar liefst drie stoplappen: uitleggen, kinderen en later.
De reaguurder probeert de argumenten kracht bij te zetten door te veronderstellen dat er geen andere uitleg mogelijk is, dan die de reaguurder zojuist heeft ingebracht.
Kinderen worden er met de haren bij gesleept. Werkt altijd. Kinderen staan voor argeloosheid, onschuld en hulpeloosheid. De reaguurder doet een appèl op een moreel besef dat je kinderen niet met een belaste erfenis moet opzadelen.
De reaguurder zet de lezers onder tijddruk door te stellen dat als er nu niets wordt gedaan, die belaste ergenis een feit zal zijn.Toekomstvoorspellerij met een zweem arrogantie.

Het mag bekend veronderstelt worden dat….
Reaguurder wordt hier echt arrogant. Hij/zij profileert zich als een kenner en waarschuwt de tegenstanders alvast dat ze beter hun reactie achterwege kunnen laten, als ze niet over dezelfde kennis beschikken.
Reaguurder maakt ook nog eens de verschrikkelijke vergissing dat 'algemene kennis' hetzelfde zou zijn als een eensluidende mening over die kennis.

Het zal me sowieso worst wezen…..
Stoplap 'sowieso' komt ook in bredere context voor. Hoort thuis in het rijtje stoplappen als 'absoluut', 'überhaupt' en 'beslist'.
De worst wordt de andere reaguurders voorgehouden om duidelijk te maken dat er maar één mening telt: die van reaguurder zelf.

Ieder voordeel heb ze nadeel
Dit in talloze variaties aangehaalde citaat van de filosoof J.C. is natuurlijk (doodddoener) een waarheid als een koe (weer zo'n dooddoener), maar de dood in de pot voor elke levendige discussie.
Dat moeten we niet meer willen (sorry, ik verval ineens in alleen maar dooddoeners).

Wat is de meest verschrikkelijke, of fraaie dooddoener die je wel eens hebt gezien?
En welke dooddoener of stoplap zou je het liefst nooit meer tegen willen komen?

Het debat in de polder.

DebatUit Handelingen 2e Kamer, vers 1 tot en met het Eeuwige refrein:

Afgevaardigde Apetrots: “De christelijke partijen zijn een soort taliban in de polder”.

Afgevaardigde Hyacinthia: “Pardon? Dat is ongehoord!”

Apetrots: “Oh? Was het niet te verstaan? Ik zal het nog even herhalen..”

Hyacinthia: “Doet u geen moeite. Het is uw parlementaire plicht zich op de feiten te baseren. Als u die niet kent, dan zoekt u ze maar op!”

Apetrots: “Mwah…, ik lees heus wel eens wat, hoor”.

Hyacinthia: “Meneer de Veurzitter, mag ik dan vragen hoe het komt dat geachte afgevaardigde blijkbaar geheel ontwetend is van de verschillen tussen diverse religieuze groeperingen? Had hij enige moeite gedaan zich daarin te verdiepen dan had hij de aperte onjuistheid van zijn bewering ingezien.”

Afgevaardigde Wildegeertje: “Veurzitter, ik citeer hier uit een rapport van de GGZ, waaruit blijkt dat mevrouw Hya….”

De Veurzitter: “U was nog niet aan de beurt.”

Apetrots: “Meneer de Veurzitter, mevrouw is in de war….”

Wildegeertje: “Ja, dat wilde ik daarnet ook…..”

De Veurzitter: “Gaat u zitten! Als u aan de beurt bent, roep ik u wel naar de microfoon!”

Hyacinthia: “Veurzitter! Afgevaardigde Apetrots lijkt mij niet bevoegd een oordeel te vellen over de geestelijke toestand van wie dan ook. De geachte afgevaardigde behoort immers tot een losgeslagen bende, die zelf in ernstige geestelijke nood verkeert.”

Apetrots: “Meneer de Veurzitter, dit is werkelijk van de zotten! Het is het goed recht van mevrouw de afgevaardigde te menen dat er menig draadje los zit aan de samenleving, dat wil nog niet zeggen dat heur partij iedereen maar de zondagsrust door de strot mag duwen. Dat zijn praktijken, een democratie onwaardig. Het is hier Myanmar-voorheen-Birma niet. Wij laten ons niet leiden door een paar extremistische idioten!”.

Wildegeertje: “Juist! Hierbij dienen wij een wetsvoorstel in de bijbel te verb….”

De Veurzitter (driftig hamerend): “Als u nog één keer ongeoorloofd interrumpeert, laat ik u door de beveiliging verwijderen!”

Hyacinthia: “Extermistisch? Idioot? Waar haalt u het gore lef vandaan uw liberale lullica aan het parlementaire jargon toe te voegen?”

Wildegeertje: “Oh ja? Wedden dat mijn beveiliging sterker is dan jouw beveiliging, Veurzitter?”

Apetrots: “Mevrouw Hysterica, u mag u gelukkig prijzen dat wij niet in achterlijke tijden leven waar christenhonden werden gemuilkorfd!”

De Veurzitter – hamert zich een ongeluk.

Wildegeertje: “Helemaal waar! De achterlijkheid is ook al doorgedrongen in deze Kamer. Ik heb het nog zo gezegd…..”

Hyacinthia: “Meneer Apetrots is het levende bewijs van zijn eigen evolutionaire mislukking. Primaten zijn rationeler dan meneer zelf.”

Wildegeertje: “Veurzitter, roept u die beveiling weer terug! Ik geniet bescherming van staatswege!”

Apetrots: “En mevrouw hier is zeker het godswonder zelf! Uw man krijgt zeker ook op zondag geen toegang tot uw orthodoxe zuurpuim, hè?”

Ineens komen 57 parlementariërs woedend uit de bankjes.

De Veurzitter: “Dames , dames, alstublieft….” (slaat de voorzitterhamer aan splinters en valt flauw).

De Kamer gaat op de vuist en over tot de orde van de dag.