Tag archieven: solidariteitsprincipe

Niet bij brood alleen

Niet bij brood alleen “De welstandsgroei is de afgelopen jaren fiks geweest. Helaas nam ook de werkloosheid toe. Grondstoffen en energie worden schaarser, het levensmilieu is op vele punten grondig beschadigd en het lot van de armste landen heeft nauwelijks verbetering ondergaan.
Onderlinge menselijke verhoudingen zijn op niet weinig punten verhard. Mensen worden vanwege hun godsdienst vervolgd of op grond van hun ras onderdrukt. Ook binnen onze grenzen stellen mensen zich makkelijker dan ooit in bunkerstellingen tegenover elkaar op.
Bij dit alles neemt voor velen de eenzaamheid toe. Een gevoel van onveiligheid, van zich bedreigd weten steekt de kop op. Tegen de overmacht van een moderne wetenschap, alles regelende techniek en een bijna magische economische macht voelt de mens zich ongeveer weerloos”.

Komt bovenstaande je bekend voor? Nog niet? Lees dan eerst het antwoord op genoemde problemen:
In de eerste plaats is het onze overtuiging dat veel problemen teruggaan op het feit, dat onze samenleving te weinig de trekken heeft vertoond – en nog toont – van een echt verantwoordelijke samenleving. Een samenleving, waarin mensen zich voor elkaar verantwoordelijk weten en ook aan elkaar verantwoording willen afleggen”.

Rinkelt het belletje al? Wat je net las, komt uit het
eerste verkiezingsprogramma (pdf!) van het CDA. In 1977 ging de partij op verkiezingscampagne en deed een appel op de burgers. Het christen democratisch appel was gebaseerd op de overtuiging dat “de mens niet leven kan bij brood alleen”.
Het is 2010, de problemen zijn nog steeds hetzelfde. Het antwoord ook. De verantwoordelijke samenleving staat centraal in het regeerakkoord van het huidige kabinet.

Met ‘niet bij brood alleen’ bedoelde het CDA “een samenleving waarin de verantwoordelijkheid wordt beseft die wij dragen tegenover God voor de instandhouding van zijn schepping, ook al kost dat wellicht een vertraging in de uitbouw van ons materieel geluk”.
Dat materieel geluk staat nu onder druk. Welvaart in de vorm van goed onderwijs, goede gezondheidszorg en een aardig inkomen heet onbetaalbaar te zijn, als de burger zelf niet meer gaat betalen voor deze luxe. De oplossing wordt dus gezocht in de portemonnee van de burger, want die moet immers zijn verantwoordelijkheid kennen?

Nu zal een goedwillende burger best meer willen betalen voor die voorzieningen. Vrij veel burgers kunnen ook meer betalen, zonder al te veel overdadige luxe in te leveren. Maar ook vrij veel burgers zullen drastische wijzigingen in hun uitgavenpatroon moeten aanbrengen, om solidair te zijn met die algehele verantwoordelijkheid. En bij brood alleen moeten leven.
Klinkt overdreven dramatisch, maar je zal het aantal mensen op wie dat slaat maar de kost moeten geven.

Die kost geven, onze samenleving nog wel op dat solidariteitsprincipe gebouwd. Wie zwemt in het geld, betaalt mee aan de kost van degenen die op een droogje staan.
Het is dus belangrijk dat er genoeg mensen zijn die veel verdienen. De grondslag voor het solidariteitsprincipe zijn de inkomensverschillen? Zonder rijke mensen stort de gedeelde welvaart in elkaar?

De directeur van de broodfabriek moet dus meer verdienen dan de bakker en die weer meer dan de bakkersknecht. De directeur van de broodfabriek heeft een hele grote verantwoordelijkheid. Draait hij of zij de fabriek naar zijn mallemoer, zit de bakker zonder brood. Die kan de winkel wel sluiten en zijn bakkersknecht de bijstand in schoppen.
Dat is de heersende logica van onze economie. De directeur komt er nog redelijk van af, want directeur kan je van elke fabriek zijn. De bakker kan misschien nog iets ander opwarmen en een andere toko beginnen. De bakkersknecht moet maar afwachten of zijn baas plaats heeft in de nieuwe winkel.
Niet getreurd om de knecht. Die mag een poosje bungelen in het vangnet van de Sociale Dienst, die hem in ieder geval tijdelijk actief houdt als straatveger, tot er weer wel werk is, waarvoor hij zo kundig is opgeleid op het vmbo.

De directeur gaat er niet op achteruit, de bakker een beetje en de knecht behoorlijk, omdat degenen die rijk en werkend zijn, niet teveel kunnen betalen aan die solidariteit. Er moet ook nog wat overblijven om huizen te betalen, waarvan je de status van een directeur van af kunt zien. Wat heb je eraan als je kunt zwemmen in het geld en geen zwembad hebt?

Nou kan iedereen wel zonder een zwembad, niemand kan zonder brood. Wat is er nou zo slecht aan het idee iedereen die voor brood zorgt, een riant en zorgeloos inkomen te betalen? Die directeur dus, maar ook die bakker en zijn knecht.
Het nieuwe solidariteitsprincipe zou moeten zijn: iedereen die arbeid levert voor alle zaken die we belangrijk vinden, moeten meer verdienen. De bakkersknecht kan alleen meer verdienen als de directeur wat inlevert. Dat moet geen probleem zijn, omdat de directeur niet zonder zijn knechten kan.

Noten:
1. Het gelinkte CDA-verkiezingsprogramma komt van de Rijksuniversiteit Groningen.
2. Dit artikel is een reactie op het artikel “Stelen van de rijken is niet solidair” op Sargasso.

De kost gaat voor de baat uit

De kost gaat voor de baat uit Er moet eerst ergens geld in, voor er geld uitkomt. Op dat principe stoelt de economie, de staatskas en onze eigen portemonnee. Lijkt een heel gezond principe, maar het faalt door het hoge kip-en-ei gehalte.

Zou de redenering naar de letter worden genomen, dan zou je nooit iets verdienen als je met niks start. Geen geld om ergens in te steken, dus komt er ook geen geld uit. Dus wordt het principe ruim genomen. Je schat bijvoorbeeld in wat een bepaalde inleg kan opleveren en betaalt alvast een startbedrag uit de verwachte opbrengst. Die is er niet meteen, maar als alles goed gaat komt het vanzelf boven water. Gaat niet altijd goed. De huidige crisis is er een fraai voorbeeld van.

Wat ook lastig is, dat er veel zaken zijn die geen geld opleveren. We betalen er wel voor. De kost wordt verdiend met werk en een deel verdwijnt, via de belastingen, naar de algemene voorzieningen. Zorg, onderwijs, infrastructuur, defensie, noem maar op. De baat zie je niet in keiharde pegels, maar in de aanwezigheid van die voorzieningen. Geld levert geen geld op, maar verandert in iets anders.

Dat is niet naar ieders zin. Als iets wat kost, dan moet het ook geld opleveren. Zo huldigt het bedrijfsleven het principe dat de kosten aan allerlei belastingen, personeel en gebouwen wel zodanig baten oplevert, dat er sprake is van winstgroei.
Zo zijn er ook burgers die menen dat hun belastingafdracht niet naar zaken moet gaan, waar ze zelf niet wijzer van worden. Het solidariteitsprincipe kan ze gestolen worden.

Nu is onze welvaartsstaat zo georganiseerd dat louter de aanwezigheid van burgers net zoveel kost als het opbrengt. Of zo'n burger nou werkt of niet, gezond is of ziek, hier al jaren wonend of net binnengekomen, het maakt niet uit.
Per individueel geval lijken er grote verschillen te zijn. Een werkloze kost meer dan een werkende, een zieke meer dan een gezonde burger. Daar staat tegenover dat een werkloze of zieke burger een aantal mensen aan het werk houdt. Bovendien: wat ze nog aan inkomen krijgen, geven ze ook weer uit.

Het aantal werkende burgers is al jaren veel kleiner dan alle werklozen, arbeidsongeschikten, gehandicapten, kinderen en gepensioneerden bij elkaar. En is het land failliet gegaan? Nee, wonderwel is er heel wat kost gegaan naar mensen die geen baat lijken te hebben, toch draait de samenleving heel aardig.
Nu lijkt de crisis dat te verstoren, maar de oorzaak daarvan ligt louter in het feit dat er geld verdwenen is in de financiële sector, die nu overeind moet worden gehouden met geld dat eigenlijk voor andere doeleinden was bestemd. Geeft niet, zegt de staatsboekhouder, dat zien we heus wel weer terug. Wanneer en hoeveel is onbekend.

Is het dan zinvol uit te rekenen wat de kosten en de baten zijn van elke burger? Ik heb echt geen idee. Ik zou het, voor de grap, wel eens willen weten. Voor de grap. Want, zoals gezegd, alleen al door aanwezig te zijn en de dingen te doen die een ieder al zo doet, draait de hele santenkraam wel.
De berekening lijkt me echter niet te maken. Ikzelf kost de samenleving klauwen vol geld. Werk in een gesubsidieerde sector, een chronische kwaal en geen salaris waar ik de economie nou eens een substantiële boost mee kan geven.

Maar ik betaal wel huur, zorgverzekering, gas, licht en water, boodschappen en nog zo wat dingetjes. Mijn bijdrage aan de woningbouw, de energie en de supermarkt. Die weer hun financiële bijdragen leveren aan aannemers, kabelleggers en groothandelaren. Die op hun beurt de steenfabriek, de gotengravers en de landbouw en industrie van geld voorzien.

Hoe moet je nou uit die wirwar de exacte kosten en baten van een burger zien te halen?