Tag archieven: keurmerk

Van keurmerk tot kwaliteit

Van keurmerk tot kwaliteit We moeten eens af van allerlei keurmerken. Het wordt tijd voor kwaliteit.
Bijna iedereen denkt het, bijna niemand durft het te zeggen. De organisaties die keurmerken verstrekken zullen het nooit zeggen, evenals de kwaliteitsmanagers- en medewerkers die op de loonlijst staan van menig zorg- en welzijn leverende instelling.
De overige medewerkers zeggen er nauwelijks iets van, omdat ze voorgehouden is dat het keurmerk garant zal staan voor het binnenslepen van subsidies en vergoedingen, ofwel hun eigen werkgelegenheid.
Het is overigens niet waar dat het ontbreken van een keurmerk of certificaat leidt tot stopzetting van die subsidies en vergoedingen.

Het aantal instellingen dat het keurmerk (of certificaat) in de wacht sleept, groeit met de dag. Er wordt hard gewerkt aan kwaliteit zou je dus kunnen zeggen. Helaas schiet de echte kwaliteit er een beetje bij in. Veel geld en energie wordt gestoken in de papieren, c.q. digitale kwaliteit. Protocollen, richtlijnen, werkinstructies en gedragscodes staan keurig in kwaliteitshandboeken. Als de certificerende instantie ziet dat er heel wat van die stukken zijn en bovendien te horen krijgt dat er minstens één functionaris is die de documenten op orde houdt en actualiseert, dan heeft men het keurmerk al binnen.

Loopt er echter een overheidsinspecteur binnen, zal die snel zien dat er wel een uitstekende nota “cliënt centraal” is, maar dat de “zweedse band” de cliënt centraal vastketent aan de rolstoel. Inspecteert de brandweer de veiligheid, zal die constateren dat er een prima ontruimingsplan aanwezig is, maar dat in te veel gevallen de medewerkers niet weten hoe ze bij een ontruiming te werk moeten gaan. Komt de Keuringsdienst van Waren langs, blijkt er een prachtboek keuken- en hygiëneregels te zijn, maar één vinger achter een fornuis en de inspecteur is uren bezig zich los te worstelen van het opgehoopte vet.

Zowel een bestuurder van een verzorgingstehuis als een onderzoeker van de Erasmus Universiteit zijn het er over eens dat er een aardig gat zit tussen de kwaliteit op papier en de kwaliteit op de werkvloer. Zij stellen dat er te weinig wordt uitgegaan van de noden, behoeften en wensen van de cliënten zelf. Nu is er een protocol dat beschrijft hoe je die in beeld kunt krijgen. Aan de andere kant is er echter beperkt geld en personeel om de zorg voor de volle honderd procent aan te passen aan die noden, behoeften en wensen.

Het personeelstekort is tevens de reden waarom werkers in de zorg weinig aandacht besteden aan bepaalde protocollen en richtlijnen. Ze denken op de eerste plaats aan de directe verzorging en het contact met hun cliënten en vergeten dat het ook in het belang van de cliënt is, bij een eventuele brand de mensen goed en snel naar buiten te krijgen. En, natuurlijk, het is leuk als een familielid zelf gebakken taart voor heel de afdeling meeneemt. Maar controleer je die niet op de kwaliteit en je hebt een week lang diarree op de afdeling dan smullen daar de kranten weer van. Zowel van die diarree als die media-aandacht, wordt een cliënt niet beter.

Genoeg managers in de zorg beseffen dat tal van kwaliteitsnormen niet goed tussen de oren van hun medewerkers zitten. Zij zoeken, dan hun heil in externe bureaus en trainers die met verbetertrajecten aan de slag gaan. Ook duur en het rendement is laag. Een paar middagen op cursus, de zoveelste map met richtlijnen mee en de volgende dag is het weer rennen en vliegen geblazen, zodat het sneller wegzakt dan het is geïmplementeerd.
Hoe moet het dan wel?

Om te beginnen hoeft niet elk detail in een protocol te worden beschreven. Men moet ophouden, terwille van het certificaat, het kwaliteitshandboek zo groot als drie dikke telefoongidsen te maken.
En dan: het certificaat, het keurmerk, moet men pas afgeven als er ook daadwerkelijk volgens de nog resterende protocollen wordt gewerkt. Er staan genoeg regels in die zin hebben. Die moeten dan ook worden uitgevoerd.

Op de opleidingen moet ook flink wat aandacht aan het begrip kwaliteit worden gegeven. Waarom leren medewerkers, overigens tot hun opluchting, pas op een bedrijfstraining hoe ze een zieke en lastige cliënt naar tevredenheid kunnen helpen?
Tot slot: er is veel tijd gaan zitten in het maken van al die kwaliteitsnormen. Dat had anders gekund. Stap voor stap. Is er een protocolletje klaar? Oefenen met het personeel. Zit het dan tussen de oren, op naar de volgende. Het wordt wat dat betreft tijd voor een inhaalslag. Eerst de kwaliteit zelf, dan komt dat keurmerk vanzelf wel.

Kliklijn goede doelen

CBFNederland is een gul land. In 2006 werd er ruim 1 miljard euro aan goede doelen gegeven, slechts 4 miljoen euro minder dan men aan feestjes als kerst en sinterklaas placht te besteden (zie eerder artikel).
Die miljarden gaan niet alleen naar de meest bekende goede doelen, maar ook naar particuliere initiatieven die de kop op steken. Burgers ondernemen steeds meer zelf directe hulpverlening, omdat men minder vertrouwen heeft in de reguliere hulp.
Met name de ontwikkelingshulp wordt met wantrouwen bekeken, hoewel dat niet helemaal terecht is, zoals in een een
NRC-artikel van november 2007 werd gesteld.

Al die barmhartigheid is mooi, maar heeft inmiddels tot een “goede doelen gekte” geleid. En daarmee is de kans groter geworden dat er nogal wat kaf onder het koren zit. Reden voor het Comité Goededoelengekte (CGG) en het Solidariteitsfonds XminY een meldpunt te starten. Een internet-kliklijn, waar je je twijfels of klachten over een goed doel kan melden.

Doet het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) zijn werk soms niet goed? Bij dit bureau kun je ook on-line je klachten melden. Het bureau geeft ook een keurmerk aan goede doelen die hun werk en organisatie goed voor elkaar hebben.
Opvallend trouwens dat het XminY fonds niet in de lijst van
keurmerkfondsen voorkomt. Ook niet in de lijst van goede doelen die een verklaring van geen bezwaar hebben gekregen van het CBF. Het fonds heeft slechts een plaatsje behaald in de lijst overige instellingen. Waarom XminY niet beoordeeld is door het CBF wordt nergens uitgelegd.

XminY beoordeelt het CBF wel. In het persbericht stelt men dat het CBF “alleen de aanbieders van producten op de charimarkt in Nederland in de gaten houdt en geen bescherming biedt aan mensen in het buitenland, die het slachtoffer zijn van de helpzucht van verre weldoeners”. Daarom is een eigen meldpunt dus nodig, vindt XminY.

Het meldpunt moet niet alleen bevorderen dat donateurs de slechte van de goede hulpacties leert ondercheiden, maar ook dat ze inzien dan je eigen verantwoordelijkheid niet met liefdadigheid kunt afkopen. Het meldpunt staat, zo zegt XminY, in het telken van de boodschap die ontwikkelingslanden al veel langer uitzenden: Het gaat erom dat jullie ons niet meer geven, maar minder van ons afpakken.

Welke instellingen of initiatieven kun je op het meldpunt aangeven?
Groepen of organisaties in Nederland, die in het buitenland een eigen project of programma tot 'goed doel' hebben uitgeroepen en daar in het openbaar geld om vragen.

Nou, zo'n organisatie ken ik wel. Het kabinet natuurlijk! Die vraagt niet alleen in het openbaar geld, die vordert het gewoon via de belastingen. En daarmee wordt de wederopbouw van Afghanistan betaald. Een wederopbouw waar nog weinig van terecht komt.
Het kabinet timmert wel aan de weg om van andere landen meer militaire steun te vragen. Die is zeker nodig. Maar meer hulp om de landbouw daar te veranderen (van opium naar korenschoven), daar is men nogal zuinig mee.

Zo, de kliklijn heeft er een melding bij. Heb jij ook nog wat te klikken?

Te kust en te keur.

Een tijdje terug meende minister van integratie, mevrouw Vogelaar, dat de inburgeringstoetsen niet in orde waren. Ook al beweerde TNO het tegendeel. Mevrouw Vogelaar vond dat de toetsen zodanig verbeterd moesten worden dat het slagingspercentage omlaag zou gaan. Nou was er wel vaker kritiek op die toetsen. Ze zouden niet deugen omdat zelfs hier geboren en getogen inwoners een onvoldoende haalden. Zelf heb ik de Nationale Inburgeringstest van Teleac uit 2005 nog eens gedaan en jawel hoor: ik vrees dat ik mijn paspoort wel kan inleveren.
Maar nu komt het helemaal goed. Aanbieders van inburgeringsprogramma''''s worden nu ook aan een toets onderworpen. Slaagt men dan verkrijgt men een
keurmerk. Diverse gemeenten hebben al aangekondigd alleen de goedgekeurde instellingen te subsidiëren. Inmiddels is de helft van de ruim 120 aanbieders al dik geslaagd. De rest is nog in procedure. Het valt dus kennelijk best mee.
Wat moeten de kandidaten voor deze toetsen echter met dit te kust en te keur-beleid? Hoe kunnen ze zich nou goed voorbereiden op het stempel goede inburger? Want eerst slaagden er aardig wat en dat vond Vogelaar dus teveel. En diegenen die slaagden deden het dus kennelijk beter dan menig erkende nederlander. En bij wie gaan ze de inburgeringskursus volgen? Bij die ene ongestempelde school in de buurt of bij een school met keurmerk, maar die wel 50 kilometer verderop te vinden is?
Het keurmerk zal de zoveelste dam worden om de instroom van immigranten te beperken. Want een immigrant die slaagt bij een niet goedgekeurde instelling, die wel dezelfde toets afneemt kan er op rekenen dat hij/zij niet tot prima inburger bestempeld zal worden.
Op naar de volgende vondst.